FAMILIE WETERINGS

Hoofdstuk XI

 

O

mdat Wilhelm I van Pruisen en zijn minister-president Otto Edouard Leopold von Bismarck zich opmaken voor het stichten van één grote machtige staat Duitsland, sluipt de angst voor een oorlog met de oosterburen Nederland binnen. De landsverdediging wordt weer ter hand genomen en schietverenigingen en weerbaarheidskorpsen oefenen voor het soldatenvak. Een ander punt van aandacht worden Limburg, dat, met uitzondering van Venlo en Maastricht, deel uitmaakt van de Duitse Bond, en het Groothertogdom Luxemburg dat in personele unie met Nederland door de Nederlandse vorsten wordt geregeerd. Napoleon III van Frankrijk wenst Luxemburg aan Frankrijk toe te voegen voor een beter Europees evenwicht. Willem III probeert daarom in 1867 Luxemburg aan Frankrijk te verkopen. Bismarck verneemt evenwel van de plannen en laat de Nederlandse regering weten dat verkoop automatisch tot oorlog met de Noord-Duitse Bond zal leiden. De minister van buitenlandse zaken graaf J. van Zuylen van Nijevelt neemt daarop onmiddellijk het initiatief tot een conferentie met Engeland, Frankrijk, Rusland, Oostenrijk, Pruisen en Nederland, wat op 11 mei 1867 in Londen resulteert in een verdrag, waarbij Limburg uit de Noord-Duitse Bond wordt losgeweekt en verder een onlosmakelijk deel van Nederland vormt en waarbij de Luxemburgse neutraliteit wordt gegarandeerd. De broer van Willem III, prins Hendrik, voorheen al een uitstekend stadhouder van Limburg en Luxemburg, blijft Luxemburg besturen. Als gevolg van de actie van de minister van buitenlandse zaken buiten de Kamer om, ontstaat daarna de regel dat het parlement met gebruikmaking van het budgetrecht de ministers tot aftreden kan dwingen en dat de koning alleen nog ministers kan benoemen of ontslaan, als de meerderheid van het parlement daarmee instemt.

            In 1869 wordt het Suez-kanaal geopend. De reis naar Nederlands Indië wordt daarmee aanzienlijk bekort, maar de nieuwe route ondervindt veel ongemak van de Atjehers, beruchte zeerovers die in maart 1873 een oorlogsverklaring van Nederland krijgen. De strijd met de Atjehers zal nog dertig jaar duren en heel veel geld kosten.

            Op 19 juli 1870 verklaart Frankrijk de oorlog aan de Noord-Duitse Bond teneinde de macht van Pruisen te breken. Frankrijk rekent daarbij op de steun van Oostenrijk, Hongarije en Italië, alsmede op de welwillendheid van Engeland en Rusland, maar komt alleen te staan als het Duitse leger het grensgebied van Frankrijk binnenvalt. In augustus 1870 behaalt Duitsland verscheidene overwinningen, waarbij Napoleon III en 83.000 man gevangen raken. Het Bestuur der Nationale Verdediging, dat Napoleon III afzet op 4 september 1870 en zelf de leiding over het land neemt, kan niet verhinderen dat Duitsland oprukt tot Parijs. Verwoede pogingen van het Franse leger om Parijs te ontzetten, mislukken en op 28 januari 1871 sluit het Bestuur der Nationale Verdediging een wapenstilstand, gevolgd door het tekenen van een vredesverdrag op 10 mei 1871 te Frankfurt am Main. Frankrijk verliest daarbij de Elzas, behoudens Belfort, en het grootste deel van Lotharingen. Op 18 januari 1871 daaraan voorafgaand wordt in Versailles het Duitse keizerrijk geproclameerd, waarbij Wilhelm I keizer wordt  over dat rijk en Bismarck rijkskanselier.

            Bij onze zuiderburen is Leopold I van België in 1865 gestorven. Hij was herhaaldelijk scheidsrechter in buitenlandse geschillen en laat een volledig onafhankelijke en zéér welvarende staat achter. Zijn zoon Leopold II zet zijn werk voort. Als de Engelse ontdekkingsreiziger Stanley in Engeland geen belangstelling vindt voor zijn werk in Afrika, komt hij bij Leopold II terecht die hem de middelen verschaft om in Afrika verdragen te sluiten met stamhoofden. Na het tekenen van duizend van deze verdragen vestigt Leopold II de soevereine staat Congo, waar hij persoonlijk de nodige winsten uit behaalt. In 1884 wordt deze status van Congo internationaal erkend en in 1908 zal Congo door de koning overgedragen worden aan België.

            In Nederland wordt in 1870 de doodstraf afgeschaft. Op voorspraak van Thorbecke mag Aletta Jacobs (1854-1929) als eerste vrouw naar de universiteit van Groningen om daar een studie medicijnen te volgen. De emancipatie van de vrouw neemt daarmee een aanvang. Op 19 april 1874 komen tweehonderd afgevaardigden van allerlei arbeidersbewegingen bijeen met het doel de kinderarbeid af te schaffen. Voor het eerst klinkt de stem van het volk vanuit een georganiseerde achtergrond. Na lange debatten komt op 24 september 1874 het kinderwetje van Van Houten tot stand, waarmee het niet langer is toegestaan kinderen onder de twaalf jaar betaalde arbeid te laten verrichten. De wet is tevens het begin van de sociale wetgeving. In 1876 volgt dr. Kuyper de leider van de antirevolutionairen Groen van Prinsterer op en richt in 1879 de eerste politieke partij in Nederland op. In oktober 1880 wordt de Vrije Universiteit, waar de Staat geen zeggenschap heeft, opgericht.

            In de tachtiger jaren neemt de industrialisatie toe en het aantal stoomketels verdubbelt. Ook het onderwijs verbetert en wordt uitgebreid. De Tweede Kamer neemt in 1881 de Drankwet aan, waardoor het jenevergebruik met 80% daalt. Wil­helmina Drucker, bijgenaamd Dolle Mina, schrijft artikelen in “Evolutie” om de eman­cipatie van de vrouw te bevorderen. Ze is een onwettig kind en wordt daarom ver­guisd, maar weet aan het eind van de tachtiger jaren te samen met 37 andere vrou­wen in Amsterdam de “Vrije Vrouwen Vereniging” op te richten. Wilhelmina Drucker, inmiddels afgestudeerd als arts, voert een kruistocht voor geboortebeperking. De strijd voor de emancipatie blijft evenwel beperkt tot een kleine groep. Intussen neemt Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) het op voor de arbeiders en richt de Sociaal Democratische Bond op. Met felle pamfletten neemt deze gewezen predikant stelling tegen de gevestigde orde en Willem III, waardoor hij zeven maanden in de gevangenis komt. Pieter Jelles Troelstra en Frank van der Goes richten in 1894 de Sociaal Democratische Arbeiderspartij op om de arbeiders uit de handen van de on­besuisde Nieuwenhuis te halen. De Savornin Lohman verlaat de antirevolutionairen en richt de Christelijke Historische Unie op. Het eind van de negentiende eeuw ken­merkt zich verder door stakingen, protestmarsen en geroep om algemeen kiesrecht. Met de voorman van de katholieken dr. H.Schaepman, die in 1883 zijn programma publiceert, stevent Nederland met goed afgebakende partijen de twintigste eeuw te­gemoet.

            In 1877 sterft koningin Sophie en een jaar later prins Hendrik, de stadhouder van Luxemburg. Willem III en Sophie hebben drie kinderen. Prins Maurits is al jong gestorven. Prins Alexander leeft na de dood van zijn moeder een jaar lang in totale afzondering en is lichamelijk en geestelijk een wrak. Prins Willem, tijdelijk opperbevelhebber van de Nederlandse Landmacht en Zeemacht tijdens de Frans-Duitse oorlog in 1870, woont in Parijs, waar hij in 1874 wenst te trouwen met Anna Mathilde, gravin van Limburg Stirum. Hoewel het kabinet een wetsvoorstel tot verlening van toestemming van het huwelijk wil indienen bij de Staten-Generaal, weigert Willem III onverbiddelijk toestemming tot het huwelijk te geven. Zelf geeft Willem III enkele weken na het overlijden van zijn vrouw te kennen dat hij wil trouwen met de operazangeres E. Ambre, die hij op persoonlijke titel tot comtesse d’Ambroise heeft geadeld en in luxe heeft geïnstalleerd in Rijswijk en later in Parijs. Na krachtig protest van het ministerie Kappeyne van de Copello laat de koning zijn voornemen varen en trouwt op 7 januari 1879 met Adelheid Emma Wilhelmina Theresia van Waldeck-Pyrmont (1858-1934). Enkele maanden later komt prins Willem in Parijs te overlijden. Uit het huwelijk tussen Willem III en Emma wordt op 31 augustus 1880 Wilhelmina Helena Pauline Maria geboren. Prins Alexander overlijdt in 1884, waardoor Wilhelmina de enige kroonpretendent wordt. Zij groeit op in een onrustige tijd door de Atjeh-oorlog, de sociale kwesties en de woede tegen Engeland die de Boerenrepublieken in Zuid Afrika annexeert. Op 23 november 1890 overlijdt Willem III in paleis Het Loo, waar hij sinds zijn huwelijk met Emma meestal verbleef. Emma, die de laatste levensdagen al optreedt als regentes, aanvaardt het regentschap voor haar dochter. Aangezien in Luxemburg geen vrouw de troon kan bestijgen, wordt het Groot Hertogdom losgeweekt uit de personele unie met Nederland en wordt hertog Adolf van Nassau daar de opvolger van Willem III.

            In 1894 wordt een kieswet ingediend om vrijwel iedereen kiesrecht te geven. Na veel debatten valt het kabinet en met een nieuwe kieswet (Kieswet Van Houten 1896)  wordt het percentage stemgerechtigden op 50% gebracht.

            In deze tijd, aan het eind van de negentiende eeuw, hebben de gaslampen hun langste tijd gehad. De eerste centrales voor distributie van electriciteit worden opgericht. Gerard Philips begint in 1891 een gloeilampenfabriekje in Eindhoven. In 1895 komt Anton Philips zijn vader en broer helpen en weet in 1898 een order binnen te halen van de tsaar van Rusland voor het leveren van 50.000 kaarslampen.

            Wilhelmina groeit eenzaam op. Regentes Emma versterkt door haar beminnelijk en verstandig optreden, haar vele bezoeken in het land en de goed geregisseerde presentatie van haar dochter Wilhelmina, het vertrouwen in de monarchie. Op twaalfjarige leeftijd houdt Wilhelmina haar eerste goed geleerde toespraak bij het leggen van de eerste steen van het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam. Op achttienjarige leeftijd zal ze klaar moeten zijn om haar taak als koningin te vervullen. Emma wil als afscheidscadeau voor haar regentschap geld voor een tbc-sanatorium. Wilhelmina krijgt bij haar troonsbestijging de gouden koets van de stad Amsterdam, vervaardigd door de gebroeders Spijker, die later auto’s zullen gaan maken. Op 6 september 1898 wordt Wilhelmina ingehuldigd als koningin, nadat ze in de Nieuwe kerk de eed heeft afgelegd.

 

 

 

 

Omdat de verdediging met vestingwerken is achterhaald en in vredestijd te veel kost aan onderhoud, besluit het Rijk dat de vestingwerken van Breda dienen te ver­dwij­nen. In 1869 begint daarop de sloop, waarbij in 1870 de Ginnekenpoort, de Bosch­poort en de Wa­terpoort vallen en een jaar later de Haagpoort. Breda heeft dan 14.000 inwoners, tegen Princenhage, Ginneken en Teteringen samen 11.000. Breda krijgt met de sloop van de vestingwerken ein­delijk wat ruimte voor uit­breiding van de stad. In 1869 wordt de Barbara­kerk gebouwd op de plaats van de vroegere Marken­daalse kerk en is kathedraal van 1875 tot 1968. In 1871 wordt de eerste suikerfabriek gebouwd, de Bredasche Beetwortelsuikerfabriek. In 1872 volgt de bouw van het bis­schoppelijk paleis aan de Veemarktstraat. Met het openen van de Moerdijkbrug voor de spoorlijn van Breda naar Rotterdam in datzelfde jaar neemt het belang van Breda toe. Tussen 1873 en 1876 worden vervolgens de bekende Bredase singels gegraven en aansluitend wordt de Oude Vest tussen de Vlaszak en het Valkenberg gedempt. De Nieuwe Prinsenkade wordt aangelegd en Breda telt dan al 16.500 inwoners. In 1878 wordt de gemeentelijke stadsreiniging gesticht, met een vuilstort aan de Slin­gerweg. Het klein seminarie Ypelaar wordt ge­bouwd evenals, in 1880, het Post en Telegraafkantoor op de hoek Visserstraat en Kraanstraat. Een jaar later wordt de stadsschouwburg Concordia geopend. Vanaf 1883 is het mogelijk met de stoomtram van Breda via Oosterhout en Waalwijk naar ’s Hertogenbosch te rei­zen. In 1884 rijdt de eerste paardentram naar Ginneken en wor­den nog twee spoor­wegstations ge­opend op de Beek, namelijk aan de Zandstraat en de mr. Bierensweg. In de Schors­molenstraat verrijst in 1886 een nieuw gemeente­ziekenhuis met daarin een stads­apotheek. De koepelgevangenis wordt geopend. Het in 1882 in eigendom van de gemeente gekomen Valkenberg wordt in 1887 een openbaar wandelpark naar een ontwerp van Lieven Rosseels. De verkoop van de eerste moderne fiets start een jaar later. In 1889 gaat de stoomtramlijn van de Haag­poort ( drie jaar later vanaf het stati­onsplein ) naar Wuustwezel open, met een zijlijn naar Etten. Tussen Breda en het Mastbos komt een ponytram die tot 1917 zal blijven bestaan. In 1893 legt het Rijk het Wilhelminapark aan op de oude vestinggronden, naar een ontwerp van Leo Springer. De, ook nu nog, prachtige watertoren krijgt in dit park zijn plaats. Een gemeentelijke waterleiding en een lokaal (drie jaar later interlo­kaal) telefoonnet  verschijnen in 1894. Het in 1890 aan de Middellaan opgerichte Di­aconessenhuis verhuist in 1895 naar de Nieuwe Huizen en een jaar daarna verrijst het St. Elisabeth­gasthuis aan de Leuvenaarstraat. De bebouwing van het kleine ves­tingstadje Breda is dan al opge­rukt tot de grenzen met de gemeenten Ginneken en Princenhage. De hele bouw van de Boulevard Mastbosch (de huidige Baronielaan) tussen 1897 en 1899 speelt zich af op de grond van de omringende gemeenten Te­teringen, Ginne­ken en Princen­hage. De bouw van de Chassékazerne valt weer wel binnen de gren­zen van het steeds drukker wordend Breda.

 

Omdat onze voorvader Pieter Weterings zijn geboorteplaats Oosterhout verlaat om zich na zijn huwelijk te vestigen in Princenhage, laten we ons licht schijnen over de geschiedenis van die laatste plaats.

            Uit archeologische vondsten blijkt dat er vermoedelijk al in 1500 vóór Christus boeren op Kesteren woonden. Restanten van een negenentwintig meter lange woonboerderij, waarin mens en dier in één ruimte verblijven voor de warmte, wijzen daarop. Zo’n boerderij werd verplaatst als de grond voor landbouw en veeteelt was uitgeput. In 700 vóór Christus hebben er meerdere boerderijen gestaan in Hage, het latere Princenhage. Zware daken op twee rijen palen en muren die het dak kunnen dragen. Volk en vee slapen in die zelfde ruimte, waarin grote potten in de grond het eten koel houden. Het afval verdwijnt in kuilen en er is sprake van weven en spinnen voor eigen gebruik. Een grafveld dat op Steenakker is gevonden, bewijst dat de overledenen in asurnen werden begraven met een potje voedsel ernaast voor de reis naar het hiernamaals. Romeinen hebben nooit in deze contreien gewoond, daar was de streek te woest voor. Wel zijn er Romeinse spullen gevonden die de plaatselijke bevolking via ruilhandel verkreeg. In die tijd hebben er groepjes boerderijen gestaan op Steenakker en de streek langs de huidige Mr. Bierensweg en de Ettense Baan. Ook toen hokte volk en vee nog in dezelfde ruimte. Het dak rustte op zware ingegraven palen en de muren bestonden uit vlechtwerk met aangesmeerde leem. Vanaf de derde eeuw wordt de stal verdiept en verblijven de boeren op een hoger deel. Rond 358 wijst de Romeinse keizer Julianus het grondgebied van het latere Hage toe aan Germanen uit het huidige Overijssel. Ze wonen hier hooguit twee generaties en tussen 400 en 900 schijnt westelijk Brabant nauwelijks bewoond te zijn. Niettemin lijkt Steenakker toch bewoners gekend te hebben in deze tijd. Restanten van korte woningen van hout en leem en aparte ruimten voor het vee wijzen daarop. Ze bouwden niet op hogere zandruggen, zoals voorheen, maar op de lager gelegen leemrijke en dus vruchtbare gronden.

            Bij het verdrag van Verdun van 843 wordt het rijk van Karel de Grote verdeeld in Duitsland, Frankrijk en Lotharingen, waartoe de latere Nederlanden behoren. In ruil voor krijgsdiensten geven de Karolingische vorsten land en ambten in leen. Rond 1000 ontwikkelen zich daaruit regionale heersers die graafschappen en hertogdommen stichten. Ze breiden hun macht zodanig uit dat ze praktisch onafhankelijk worden van hun vorst. In 1106 benoemt de Duitse koning (later keizer) Hendrik V zijn leenman Godfried met de Baard, graaf van Leuven, tot hertog van Neder-Lotharingen, waardoor het markgraafschap Antwerpen in Godfrieds handen komt. Vanaf 1190 gaan de Leuvense graven zich hertog van Brabant noemen.

            Het woeste lege West Brabant ligt tussen het hertogdom Brabant en het graafschap Holland in. Beide pogen hun grondgebied hier uit te breiden. Enkele Heren hebben zich al verbonden met de hertog als Godfried II, heer van Schoten en Breda, in 1198 zijn bezit – het kasteel van Breda, de Vughtpolder, Terheyden en Teteringen – aan de hertog schenkt en het meteen weer in leen terug ontvangt met uitbreiding van alle West Brabantse gronden voorzover ze nog niet in bezit van derden zijn. In deze akte uit 1198 wordt Hage voor het eerst genoemd en wel om de ligging van Breda aan te geven. In de dertiende eeuw wordt Hage in het noorden en oosten begrensd door de Mark en de woeste gronden, waar later het Mastbosch komt te liggen. De westgrens wordt in het Hoevense Charter van 1268 vastgelegd, namelijk van Vughtschoot langs het Liesbosch en de beek de Attelake tot in de Mark en is dat tot op heden. De zuidgrens loopt tot waar het rechtsgebied van Ten Houte-Hage ophoudt. Het hele gebied van Hage moet dan nog ontgonnen worden. Dat begint met grote hoeven van de latere (± 1250) heerlijkheden Ten Houte, Burgst, Gageldonk en Hambroek, ieder tussen de vijftig en honderd hectare groot, waarvan het merendeel woeste grond blijft. Deze heerlijkheden hebben bestuurs- en rechtsmacht en zelfs horige arbeiders. Pas ná 1300 komen de schepenbanken, ook wel laatbanken genoemd, die door de Heer worden samengesteld. De eerste vermelding van een kerkje in Hage dateert van 1261. Later is dit uitgegroeid tot een volwaardige kerk met een parochie, Merters of Mertersem geheten. Van de veertiende eeuw zijn wat meer details bekend. Er is sprake van gemeenschappelijk gebruikte grond, de Aard, van een molen, de Ruyssenaerswatermolen, van gehuchten als Westrik, Varent, Buurstede, Haagdijk, Overa en van hoeven als Braakhoek en Kesselhoeve. De grens met Breda loopt door de Mark, waar nu de Markendaalseweg en de gedempte haven liggen. De Haagdijk is een wal door het drassige grondgebied van Hage naar Breda, opgeworpen door Godfried II om het handelsvolk over zijn tolbrug in zijn stad Breda te krijgen. In 1383 is er een eerste vermelding van het bedijken van de Haagse Beemden. Kennelijk ligt er rond 1400 een dijk langs de Mark die de beemden tegen overstromingen beschermt.

            In 1430 wordt het gehucht Beek voor het eerst genoemd. De naam is naar alle waarschijnlijkheid ontleend aan twee waterlopen die vanuit het Liesbosch ten oosten en ten westen van de woonkern naar de Mark stromen. Er staat dan een molen en er is ook sprake van gemeenschappelijk gebruikte grond. In 1443 wordt in Hage het bestuur over de Aard, de gemene grond van Hage-kerk, Ten Houte, Effen en de Heuvel geregeld. Er is dan een merkwaardige situatie ontstaan. Een groot deel van Hage maakt deel uit van het Land van Breda, maar allerlei grond en volk weer niet. Voor die laatste is de hertog van Brabant hun heer, zodat ze hun beroep tegen een uitspraak van hun eigen heerlijkheidje bij de hertog indienen en niet bij de Heer van Breda. Daarom koopt de Heer van Breda in de vijftiende eeuw die stukken van Hage-Hertog op. Alleen de Emer vergeet hij te kopen, waardoor die niet aan een heerlijkheid verbonden is. Ook Burgst blijft een buitenbeentje als eigen heerlijkheid, hoewel natuurlijk in leen van de Heer van Breda (tot 1798).

            Bij het begin van de tachtigjarige oorlog (1568-1648) is Hage grotendeels een bestuurlijke eenheid. Als in 1570 alle goederen van Willem van Oranje verbeurd verklaard worden, moeten alle leenmannen een eed van trouw aan Philips II afleggen. In 1573 trekken plunderende bendes door Hage die het hoofdgebouw en de grote schuur van kasteel Gageldonk tot de grond toe doen afbranden en die de schuiten van Nieuw Veer – de verbinding tussen Hage en Holland- meeroven. Bij de belegeringen van Breda in 1577, 1581 en 1590 blijft Hage een onbeheerd gebied, waar iedereen vrijelijk met zijn leger kan rondtrekken. Bij de belegering van 1624 loopt de helft van de wallen en grachten over het grondgebied van Hage. Veel boerderijen en schuren worden vernield, misschien wel de hele bebouwing. De belegering van Breda in 1637 brengt minder schade voor Hage, waarschijnlijk omdat dan nog lang niet alles is herbouwd. In ieder geval wordt er geen belasting op de huizen geheven, omdat ze er zo slecht aan toe zijn. In 1648 komt de Republiek aan de macht in Hage, dat derhalve ook protestants moet zijn. Een deel van de schepenen is evenwel niet protestant omdat er te weinig protestanten zijn. De St. Maartenskerk wordt van de katholieken afgenomen en die zijn verder aangewezen op de schuurkerk in de Heilaarstraat, waarvoor ook nog flink betaald moet worden aan de protestanten.

            Na de oorlog wordt er voor een betere afvoer van de turf uit de Zundertse moe­ren een turfvaart gegraven die bij de huidige Oranjeboombrug in de Aa uitmondt. Het laatste stuk van de Byeloop wordt daarbij afgesneden en parallel aan de turfvaart gelegd. Rond 1650 krijgt ene heer Beens uit Breda het recht om grote stukken heide op de Aard, bij Buurstede en op Overveld te ontginnen voor de winning van turf. Daarmee komt een eind aan het gemeenschappelijk gebruik van die gronden. Pro­testen bij de Heer van Breda en verjagen van de arbeiders van Beens helpen niet. In 1683 wordt de Haagweg bestraat en de tol daarvoor moet betaald worden in het Duitenhuis (thans Moeke Mols). Verder gaat het boerenleven in Hage zijn gewone gang. Het wordt mode voor de rijke lieden om een landhuis te bouwen nabij de stad Breda. Die land­huizen, veelal ontstaan uit een hoeve, worden in de achttiende eeuw veran­derd in statige huizen met een tuin en één of meer­dere dreven. Mogelijk dat in de geest van die tijd daarom in 1790 een statig stadhuis verrijst aan de Markt van Hage. In de Franse tijd daarna wordt de Napole­onweg aangelegd van Parijs naar Brussel en verder via Hage naar Breda en Am­sterdam. Die weg loopt parallel aan de oude baan van Hage naar Antwerpen, die nu in onbruik raakt, en komt via de Dreef op de Markt uit om vandaar over de Haagweg naar Breda te gaan. De katholieken krijgen hun kerk weer terug en de protestanten moeten zich verder behelpen met een nieuw te bouwen kerkje.

            Op de Beek wordt in 1795 een eigen parochie gevormd. De kapel die in 1648 buiten gebruik werd ge­steld en later als school dienst deed, kan niet meer als kerk gebruikt worden. Pastoor Adrianus Oomen bouwt daarom in 1796 voor zijn parochie van 1200 zielen aan de west­zijde van de Markt een eenvoudige kerk met een klokkentorentje op het dak. Door de nieuwe parochie ontwikkelt de Beek zich van een gehucht tot een dorp door de gro­tere saamhorigheid tussen de buurtschappen.

            Na 1813 komt Hage bekend te staan als Princenhage (ook wel Prinsen­hage). De wegenaanleg gaat verder met de bestrating van de Liesboschlaan, waar­door de oude route via de Sprundelsebaan in onbruik raakt. In 1857 komen er aan de spoorlijn Breda-Roosendaal twee stations, aan de Heilaarstraat en bij het toeristische Liesbosch. Aan de spoorlijn Breda-Moerdijk komt het station aan de Spoorstraat. Van 1859 tot 1860 bouwt pastoor (later deken) Franciscus Laurentius Maes (1815-1886), priester gewijd in 1840 te Mechelen, een kerk op de Beek naar een ontwerp van ar­chitect P. Soffers volgens Vlaams neogotische wijze. De oude kerk van pastoor Oomen was vervallen en te klein en voldeed niet meer aan het beeld van een kerk die past bij de geloofsovertuiging. Maes betaalt de kosten van de bouw uit eigen middelen, evenals de pastorie (1861) en het klooster  met een meisjesschool (1865). In 1863 begint de bestrating van de Markt van Beek en de weg naar Princenhage, waar de Haagweg en de Liesboschlaan uitgroeien tot wegen van allure, waar vele statige huizen gebouwd worden. In 1878 komt er een grindweg naar Nieuw Veer en in 1895 wordt de weg via Moleneind en het Liesbosch naar Leur bestraat. In Prin­cenhage waar de ontginning van bos en heide na 1850 goed op gang is gekomen, groeit de bevolking snel en komen er steeds meer boerderijen, maar industrie blijft afwezig. De eigenaar van Burgst laat nog op eigen kosten een weg bestraten van zijn landgoed naar de Markt van Princenhage.

            Om nog een indruk te geven van de verhoudingen in de gemeentes qua oppervlakte rond 1898: Breda heeft dan 306,44 hectare, Princenhage 6644,92 hectare, Oosterhout 7305,05 hectare en Dongen 2450,83 hectare.

Onze volgende voorvader is Pieter Weterings, geboren op 18 februari 1855 te Oosterhout, zoon van Willem Weterings, geboren op 13 september 1816 te Oosterhout en daar overleden op 18 november 1884 en van Hendrica van Boxtel, geboren op 9 januari 1826 te Tilburg en overleden op 12 juli 1901 te Oosterhout. Hij trouwt op 27 april 1881 te Princenhage met Adriana Vissers, geboren te Beek op 14 juli 1855, die vóór haar huwelijk werkte als dienstbode. Ze is de dochter van Johannes Vissers, geboren op 31 januari 1826 te Breda en overleden op 10 februari 1916 te Beek en van Jacoba Michielsen, geboren op 29 december 1827 te Beek en daar overleden op 29 maart 1894. Pieter en Adriana wonen op de adressen Heikant 43, Beek 137 en Kapelstraat 53 in de parochie Beek te Princenhage. In het huis naast hen wonen drie ongehuwde broers van Adriana. Later komen daar Cornelia Henrica Weterings en haar gezin te wonen. Pieter heeft de kost verdiend als spoorwegarbeider. Hij overlijdt op 20 mei 1932 te Princenhage, gevolgd door Adriana op 5 november 1939.

Hun kinderen:

 

1.                 Jacoba Weterings, geboren op 20 februari 1879 te Princenhage als voorechtelijk kind. Op negentienjarige leeftijd wil ze gaan trouwen, maar bij de inschrijving voor de ondertrouw komt zij er achter dat ze als onwettig kind staat ingeschreven. Haar verloofde beëindigt daarop hun relatie. Ze wordt kort daarop door haar vader gewettigd bij akte van 27 mei 1898, bekrachtigd bij koninklijk besluit van 10 juli 1898. Ze trouwt, bijna zeventien jaar later, op 18 januari 1915 met Adrianus Lodewijk, geboren op 10 september 1877 te Princenhage, weduwnaar van Maria van den Bliek met wie hij op 20 april 1904 te Princenhage was gehuwd, en vader van twee kinderen uit dat huwelijk, te weten:

    1. Mattheus Lodewijk, geboren op 22 mei 1908 te Princenhage en overleden op 27 januari 1993 te Etten-Leur. Hij was op 24 november 1938 te Princenhage gehuwd met Antonetta van Haperen, geboren op 18 april 1902 te Princenhage en overleden op 20 oktober 1982 te Etten-Leur.
    2. Petronella Lodewijk , geboren op 10 december 1909 te Princenhage en overleden op 12 oktober 1982 te Breda. Ze was op 8 november 1928 te Princenhage gehuwd met Gerardus van Aart, geboren op 19 december 1906 en overleden op 9 juni 1995.

Adrianus en Jacoba wonen aan de Heikant F36 en krijgen nog de volgende kinderen:

    Het complete gezin Lodewijk-Weterings       

    1. Adriana Cornelia Lodewijk, geboren op 19 oktober 1915 te Princenhage en op 13 april 1984 overleden te Breda. Ze was, gelijktijdig met de zus van haar man, op 23 april 1954 te Prinsenbeek gehuwd met Wilhelmus Karremans, geboren op 11 februari 1918 te Zevenbergen en overleden op 29 december 1991 te Breda.
    2. Petrus Lodewijk , geboren op 14 februari 1917 te Princenhage en op 8 november 1976 overleden te Breda. Hij was op 3 juli 1945 te Beek gehuwd met Romana Vriens, geboren op 26 januari 1917 te Princenhage en overleden op 14 mei 2004 te Breda.
    3. Hendricus Cornelis Lodewijk, geboren op 17 september 1919 te Princenhage en in zijn slagerij te Prinsenbeek overleden op 2 augustus 1974. Hij was op 23 april 1954 te Prinsenbeek gehuwd met Maria Karremans, geboren op 29 juli 1923 te Zevenbergen, een zus van Wilhelmus Karremans (zie c).
    4. Cornelia Elisabeth Lodewijk, geboren op 26 februari 1921 te Princenhage. Ze was op 24 april 1941 te Princenhage gehuwd met Antonius van Nijnatten, geboren op 6 december 1919 te Princenhage en overleden op 11 september 2002 te Prinsenbeek (gemeente Breda).
    5. Maria Wilhelmina Lodewijk, geboren op 14 oktober 1922 te Princenhage en overleden op 7 februari 1976 te Bunnik. Ze was op 8 augustus 1953 te Prinsenbeek gehuwd met Johannes van Beek, geboren op 19 april 1917 te Princenhage en overleden op 15 november 1985 te Bunnik.

Adrianus, spoorwegarbeider van beroep, overlijdt op 17 november 1943 te Beek en zijn vrouw Jacoba op 11 maart 1951 te Prinsenbeek.

 

 

2.                 Wilhelmus Weterings, geboren op 28 maart 1882 te Princenhage. Hij trouwt op 9 juni 1913 te Princenhage met Adriana Voesenek, geboren op 30 juli 1881 te Princenhage. Ze gaan wonen in Princenhage op Kesteren en krijgen samen één kind:

a.  Johanna Adriana Weterings, geboren op 29 oktober 1914 te Princenhage en overleden op 13 december 1988 te Breda. Zij was op 27 november 1941 te Princenhage gehuwd met Antonius Marinus Vriens, geboren op 4 maart 1914 te Etten-Leur en overleden op 21 mei1993 te Breda.

           Na het overlijden van Adriana op 25 februari 1916 te Princenhage, hertrouwt Wilhelmus op 15 mei 1916 te Princenhage met Jacoba Embrechts, geboren op 26 oktober 1887 te Hoeven. Ze wonen op het adres Moskesweg 10 op Kesteren (Princenhage) en krijgen daar samen nog de volgende kinderen:

 

 

b.       Adriana Johanna Weterings, geboren op 10 maart 1917 te Princenhage en overleden op 17 april 1998 te Roosendaal. Zij was op 28 mei 1942 te Beek gehuwd met Cornelis Langen, geboren op 7 mei 1916 te Princenhage.

c.      Jacoba Cornelia Weterings, geboren op 7 september 1918 te Princenhage en overleden op 17 februari 1990 te Etten-Leur. Zij was op 16 april 1947 te Beek gehuwd met Wladek Wilkowski, geboren op 17 juli 1908 te Lodz  (Polen) en overleden op 23 april 1985 te Prinsenbeek.

d.      Cornelis Petrus Weterings, geboren op 20 juni 1920 te Princenhage en overleden op 17 mei 2003 te Prinsenbeek. Hij was op 24 maart 1948 te Beek gehuwd met Petronella Johanna Wilhelmina Schets, geboren op 12 februari 1924 te Terheyden.

e.       Paulina Antonetta Weterings, geboren op 22 augustus 1921 te Princenhage en overleden op 14 augustus 1991 te Breda. Zij was op 21 april 1948 te Beek gehuwd met Johannes de Graauw, geboren op 4 juli 1922 te Princenhage en overleden op 23 mei 1983 te Breda.

f.        Petrus Johannes Weterings, geboren op 26 november 1922 te Princenhage en overleden op 10 mei 1976 te Prinsenbeek door een noodlottig ongeval. Hij was op 29 februari 1960 te Weert (L) gehuwd met Maria Hubertina Beelen, geboren op 4 december 1930 te Weert (L).

g.      Johannes Wilhelmus Weterings, geboren op 1 maart 1924 te Princenhage en overleden op 2 augustus 1987 te Breda. Hij was op 20 april 1956 te Hoeven gehuwd met Johanna Cornelia van Oosterhout, geboren op 26 januari 1926 te Hoeven.

h.      Christianus Hendricus Weterings, geboren op 23 november 1925 te Princenhage en overleden op 9 januari 1980 te Brielle. Hij bleef ongehuwd.

i.        Cornelia Henrica Weterings, geboren op 30 november 1927 te Princenhage en overleden op 5 november 2001 te Prinsenbeek. Zij was op 25 april 1951 te Prinsenbeek gehuwd met Hendrikus Godofridus Geelen, geboren op 13 oktober 1914 te Weert (L) en overleden op 28 december 1984 te Prinsenbeek

j.         Wilhelmus Cornelis Weterings, geboren op 6 mei 1929 te Princenhage en overleden op 11 november 1990 te Breda. Hij was op 6 mei 1954 te Breda gehuwd met Maria Jacoba Johanna Kapitein, geboren op 20 januari 1934 te Breda.

           Tengevolge van een noodlottig ongeval tijdens zijn werk als spoorwegarbeider komt Wilhelmus om het leven op 20 april 1931. Zijn vrouw Jacoba blijft wonen op de Moskesweg 10 en brengt haar laatste levensjaren door in een bejaardenhuisje aan Gertrudisoord 36 te Prinsenbeek, te samen met haar invalide zoon Christianus. Ze overlijdt op 26 februari 1965 te Prinsenbeek

 

3.  Johannes Weterings, geboren op 18 juli 1883 te Princenhage. Tot 1904 werkt hij bij een landbouwer, waarna hij in 1905 in dienst treedt van de Nederlandse Spoorwegen. Hij trouwt op 7 oktober 1912 te Zevenbergen met Johanna Voesenek, geboren op 28 november 1887 te Zevenbergen. Ze gaan wonen aan de Heikant en  samen krijgen ze de volgende kinderen:

a.      Antonetta Adriana Johanna Weterings, geboren op 3 augustus 1913 te Princenhage en overleden op 17 mei 1990 te Breda. Ze was op 7 juli 1932 te Princenhage gehuwd met Franciscus Jacobus Jansen, geboren op 19 oktober 1911 te Oud en Nieuw Gastel en overleden op 22 maart 1985 te Breda.

    1. Petrus Hendricus Weterings, geboren op 27 september 1914 te Princenhage en overleden op 15 januari 2005 te Breda. Hij was op 30 mei 1938 te Terheyden gehuwd met Anna Maria Oonincx, geboren op 4 januari 1917 te Teteringen en overleden op 2 februari 1966 te Breda. Op 16 januari 1970 hertrouwde Petrus te Breda met Johanna Cornelia Winkelhuyzen, weduwe van Johannes Voesenek. Zij was geboren op 21 februari 1911 te Hooge Zwaluwe en overleed op 6 april 2000 te Breda.
    2. Adrianus Weterings, geboren op 1 februari 1916 te Princenhage en aldaar overleden op 23 juli 1916.
    3. Adriana Maria Weterings, geboren op 11 april 1917 te Princenhage en aldaar overleden op 30 december 1917.

Na het overlijden van Johanna Voesenek op 16 mei 1921 te Princen­hage, hertrouwt Johannes op 28 juni 1922 te Princenhage met Adriana Roelen, geboren op 17 augus­tus 1888 te Teterin­gen. Adriana werkte bij een heerboer en wilde aan­vankelijk in het kloos­ter, maar de pastoor vond dat ze zeker zo’n goed werk zou doen als ze met een weduwnaar zou trou­wen. Vandaar. Ze gaan  wonen in het  sein­wachtershuis blokpost 54 in de wijk Overbroek (Steenakker) en enkele jaren later in een door zijn oom Antonius Vissers gebouwde huis op  Buurstede Heike K28 in Princenhage, dat vanaf 1 januari 1942 veran­dert in Emerweg 85 te Breda. Ze krijgen samen nog de volgende kinde­ren:

 De kinderen van Johannes Weterings en Adriana Roelen

 

    1. Adrianus Petrus Weterings, geboren op 21 april 1923 te Princenhage en overleden op 30 maart 2002 te Breda. Hij was op 24 mei 1949 te Breda gehuwd met Louisa Hendrika van Emmerik, geboren op 4 juni 1925 te Breda.
    2. Adriana Maria Weterings, geboren op 30 augustus 1924 te Princenhage. Zij was op 10 oktober 1946 te Breda gehuwd met Antonius Johannes de Graaf, geboren op 26 oktober 1921 te Dongen en overleden op 13 april 2002 te Breda.
    3. Wilhelmus Antonius Weterings, geboren op 11 oktober 1925 te Princenhage en overleden op 19 oktober 2004 te Breda. Hij was op 13 maart 1952 te Breda gehuwd met Barbara Catharina Machielsen, geboren op 10 januari 1927 te Princenhage. Hij heeft als dienstplichtig soldaat gediend in Nederlands Oost Indië van 1946 tot 1949.
    4. Hendricus Johannes Weterings, geboren op 12 december 1926 te Princenhage en overleden op 27 maart 1994 te Breda. Hij was op 17 september 1955 te Breda gehuwd met Catharina de Jongh, geboren op 10 februari 1931 te Breda. Ook hij diende, in dezelfde tijd als zijn broer, als dienstplichtig soldaat in Nederlands Oost Indië.
    5. Maria Antonetta Weterings, geboren op 30 mei 1928 te Princenhage. Zij was op 9 april 1953 te Breda gehuwd met Johannes Petrus Bastiaansen, geboren op 6 januari 1928 te Princenhage en overleden op 24 maart 1995 te Breda.
    6. Cornelis Petrus Weterings, geboren op 30 mei 1928 te Princenhage. Hij is op 25 februari 1954 te Breda gehuwd met Catharina Timmermans, geboren op 26 juli 1931 te Helvoirt.
    7. Elisabeth Johanna Maria Weterings, geboren op 10 oktober 1930 te Princenhage. Zij is op 8 januari 1955 te Breda gehuwd met Arnoldus Hermus, geboren op 30 december 1928 te Princenhage.
    8. Antonius Adrianus Maria Weterings, geboren op 27 juli 1932 te Princenhage. Hij is op 25 mei 1960 te Etten-Leur gehuwd met Anna Raats, geboren op 14 november 1933 te Etten-Leur.

 

 

Adriana Roelen overlijdt op 23 januari 1963 te Breda. Antonius die met zijn vrouw Anna sinds hun huwelijk inwoonde bij Adriana en Johannes, verhuist in 1964 naar Etten-Leur, waarop Elisabeth met haar gezin intrekt bij haar vader. Begin 1967 verhuist Johannes met het gezin van Elisabeth mee naar de Wilgenhof 15 in Prinsenbeek, maar enkele maanden later gaat Johannes inwonen bij zijn zoon Cornelis aan de Peppelhof 12 te Prinsenbeek en overlijdt daar op 5 december 1969.

Johannes Weterings en Adriana Roelen bij hun zilveren huwelijk op 28 juni 1947

 

 

 

4.                 Hendrikus Weterings, geboren op 24 september 1884 te Princenhage. Hij blijft ongehuwd en woont in het ouderlijk huis aan de Kapelstraat 53 op de Beek samen met zijn zus Adriana Cornelia. Na het behalen van zijn diploma HBS werkt hij zijn hele arbeidzame leven bij de bank. Daarnaast bekleedt hij heel wat bestuurlijke functies. Hij zit in het organisatieleven van de vakbond, het Wit-Gele Kruis, de gezinshulp, de bejaardenbond, de harmonie, de Katholieke Actie, de katholieke universiteit, de Mariakapel en nog een aantal andere organisaties. Ook zit hij in de redactie van het blad ” Hage” van de heemkundekring. Door zijn verdiensten is hij drager van het kruis “Pro Ecclesia et Pontifice” en is hij ridder in de Orde van Oranje Nassau. Hij overlijdt op 11 november 1972 te Prinsenbeek.

 

 

5.         Cornelis Weterings, geboren op 24 december 1886 te Princenhage. Hij trouwt op 22 mei 1914 te Zevenber­gen met Petronella Karremans, geboren op 23 februari 1889 te Zevenbergen. Ze voorzien in hun onderhoud door hun tuinderij en zijn werk als spoorwegarbeider. Ze wonen Buurstede Heike 121, Overbroek 19, later J 39 en Gageldonkseweg 16 en 2, maar het is en blijft hetzelfde huis, dat in 1936 volledig door brand wordt verwoest. Ze bouwen een nieuw huis dat dichter bij de weg komt te liggen en daar wonen ze tot het eind van hun leven. In hun eerste huis krijgen ze sa­men de volgende kinderen:                                                                                                                                                          

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het complete gezin van Cornelis Weterings en Petronella Karremans met van boven:  Johannes,  Wilhelmus, Cornelia, Petrus, Hendricus en zittend: Cornelis, Antonius en moeder Petronella

 

a.      Petrus Wilhelmus Weterings, geboren op 15 juli 1915 te Princenhage en overleden  op 18 mei 1981 te Prinsenbeek. Hij was  op 28 april 1938 te Princenhage gehuwd met Maria Langen, geboren op 18 september 1909 te Princenhage en overleden op 13 september 1995 te Breda.

b.      Wilhelmus Weterings, geboren op 10 januari 1917 te Princenhage en overleden te Breda op 1 mei 2001. Hij was op 16 oktober 1941 te Princenhage gehuwd met Lucia Voesenek, geboren op 23 januari 1916 te Princenhage en overleden te Breda op 9 maart 1999.

    1. Johannes Weterings, geboren op 11 november 1919 te Princenhage en overleden op 13 februari 2003 te Prinsenbeek. Hij was op 2 september 1948 te Princenhage gehuwd met Adriana Dymphna Giesbergen, geboren op 26 oktober 1924 te Princenhage.
    2. Hendricus Antonius Weterings, geboren op 6 mei 1922 te Princenhage. Hij emigreerde eind mei 1953 naar Nieuw Zeeland en overleed daar, ongehuwd gebleven, in 1982 te Auckland.
    3. Cornelia Adriana Weterings, geboren op 15 september 1923 te Princenhage en overleden op 18 december 2002 te Roosendaal. Ze was op 11 november 1948 te Princenhage gehuwd met Adrianus Petrus Lodewijk, geboren op 31 maart 1921 te Princenhage en overleden op 6 juli 2004 te Roosendaal.
    4. Antonius Weterings, geboren op 9 maart 1927 te Princenhage en daar overleden op 14 maart 1927.
    5. Antonius Weterings, geboren op 5 augustus 1928 te Princenhage en overleden op 27 december 1991 te Breda. Hij was op 21 juli 1955 te Etten-Leur gehuwd met Cornelia Johanna Pellis, geboren op 24 december 1930 te Etten-Leur.

Petronella overlijdt op 9 november 1950 te Breda. Cornelis blijft inwonen in het door zijn zoon Johannes gekochte ouderlijk huis en overlijdt daar op 2 april 1973 te Prinsenbeek.

 

 

6.   Antonius Weterings, geboren op 13 mei 1890 te Princenhage. Hij trouwt op 17 januari 1918 te Etten-Leur met Johanna Giesbergen, geboren op 7 februari 1890 te Etten-Leur. Ze gaan wonen aan de Heikant op de Beek, waar de oudste drie kinderen worden geboren. Daarna verhuizen ze naar Buurstede Heike 39 te Princenhage, later Breda, om vervolgens de laatste levensjaren door te brengen op het adres Spoorbaanstraat 16 te Breda. Dochter Johanna zorgt op dat adres voor haar vader tot zijn dood en blijft daar ook wonen. Antonius werkt zijn leven lang als spoorwegarbeider. Antonius en zijn vrouw Johanna krijgen de volgende kinderen: 

Het complete gezin van Antonius Weterings en Johanna Giesbergen           Antonie,Cornelia,Jacoba, Adriana, Maria

Onder: Petrus, moeder Johanna, Theodora, Johanna, vader Antonius, Dimphena

 

 

a.  Adriana Dimphna Weterings, geboren op 28 oktober 1918 te Princenhage. Zij was op 13 april 1944 te Breda gehuwd met Johannes Adrianus Maria Hommel, geboren op 17 september 1920 te Breda en aldaar overleden op 20 mei 1995.

b.       Dimphena Jacoba Weterings, geboren op 3 februari 1920 te Princenhage. Zij was op 27 juli 1945 te Breda gehuwd met Johannes Henricus Wiegeraad, geboren op 18 juli 1919 te Breda en daar overleden op 11 augustus 2003.

c.       Jacoba Maria Weterings, geboren op 18 oktober 1921 te Princenhage en overleden op 13 december 1997 te Breda. Zij was op 15 januari 1948 te Breda gehuwd met Arnoldus Pieter Otten, geboren op 6 november 1918 te Breda.

d.       Maria Cornelia Weterings, geboren op 1 mei 1923 te Princenhage en overleden op 7 oktober 1975 te Breda. Zij was op 21 februari 1952 te Breda gehuwd met Alexander Leonardus Segers, geboren op 15 mei 1924 te Breda.

e.       Cornelia Jacoba Weterings, geboren op 27 februari 1925 te Princenhage. Zij is op 25 november 1948 te Breda gehuwd met Antonius Cornelis Kilsdonk, geboren op 23 november 1924 te Princenhage.

f.         Antonie Petrus Weterings, geboren op 19 oktober 1926 te Princenhage en overleden op 18 juni 1976 te Breda. Hij was op 25 februari 1954 te Breda gehuwd met Cornelia Johanna van ’t Leengoed, geboren op 29 juli 1926 te Princenhage.

g.       Johanna Weterings, geboren op 16 december 1927 te Princenhage. Zij is niet gehuwd.

h.       Petronella Weterings, geboren op 17 december 1927 te Princenhage en daar overleden op 10 januari 1930.

i.         Petrus Wilhelmus Weterings, geboren op 3 april 1929 te Princenhage en overleden op 8 mei 1999 te Breda. Hij was op 27 november 1958 te Breda gehuwd met Maria Bernadette Verheyen, geboren op 10 juni 1932 te Breda.

j.          Theodora Petronella Weterings, geboren op 25 november 1930 te Princenhage. Zij is op 25 april 1957 te Breda gehuwd met Wilhelmus van Hoof, geboren op 5 juli 1928 te Breda.

Johanna Giesbergen overlijdt op 20 maart 1959 te Breda en Antonius op 16 mei 1975 eveneens te Breda.

 

7.                 Adrianus Weterings, geboren op 28 juni 1893 te Princenhage. Hij trouwt op 12 augustus 1920 te Gilze en Rijen met Adriana Maria Botermans, geboren op 6 oktober 1893 te Gilze en Rijen. Ze gaan wonen in de Lange Wagenstraat te Gilze, waar Adrianus de kost verdient als wagenmaker. Ze krijgen de volgende kinderen:

a.      Petrus Antonius Stanislaus Weterings, geboren op 31 juli 1921 te Gilze en overleden op 26 augustus 1993 te Breda. Hij was op 23 november 1950 te Gilze en Rijen gehuwd met Johanna Cornelia Anna van Vugt, geboren op 18 augustus 1920 te Gilze en Rijen. Petrus was machinaal houtbewerker en woonde en werkte in Roosendaal. Tijdens de tweede wereldoorlog zat hij buiten medeweten van zijn familie in het verzet. Bij de bevrijding zat hij in Anneville te Ulvenhout bij koningin Wilhelmina en prins Bernhard.

b.      Antonia Adriana Maria Weterings, geboren op 26 oktober 1922 te Gilze. Zij is ongehuwd.

c.      Antonius Jacobus Johannes Weterings, geboren op 9 december 1923 te Gilze en daar overleden op 18 december 1923.

d.      Adriana Antonia Jacoba Weterings, geboren op 4 maart 1925 te Gilze en daar overleden op 21 maart 1925.

e.      Antonius Adrianus Cornelis Weterings, geboren op 25 juli 1926 te Gilze. Hij moest als dienstplichtig soldaat van het derde peloton van de tiende genie veldcompagnie deelnemen aan de politionele acties in Nederlands Oost Indië en kwam door een noodlottig ongeval om het leven op 6 maart 1948 te Tjilamaja (Indonesië).

f.        Adriana Jacoba Wilhelmina Weterings, geboren op 19 augustus 1927 te Gilze. Om de aanvoer van troepen en nieuw materiaal voor de geallieerden via de haven van Antwerpen te ontregelen, vuurden de Duitsers vanuit Den Haag een grote hoeveelheid V-1’s af. Veel van deze vliegende bommen bereikten nooit hun doel, maar vielen onderweg uit de lucht. Bij een dergelijke V1-inslag in de Lange Wagenstraat op 26 februari 1945, kwam Adriana om en sneuvelde ook haar zusje Maria. Moeder en nog een dochter raakten zwaargewond. Het ouderlijk huis werd volledig vernield.

g.      Adrianus Johannes Henricus Weterings, geboren op 29 juli 1928 te Gilze. Hij is op 18 juli 1956 te Gilze en Rijen gehuwd met Petronella Stuijk, geboren op 13 oktober 1929 te Gilze en Rijen.

h.      Johanna Adriana Maria Weterings, geboren op 16 augustus 1930 te Gilze. Zij is op 23 juli 1958 te Gilze en Rijen gehuwd met Petrus Adrianus Anna van Tilborg, geboren op 22 november 1931 te Alphen.

i.        Wilhelmina Cornelia Adriana Weterings, geboren op 25 augustus 1931 te Gilze. Zij is op 28 december 1956 te Gilze en Rijen gehuwd met Adrianus Johannes Biemans, geboren op 8 oktober 1924 te Oosterhout.

j.         Stanislaus Adrianus Gerardus Weterings, geboren op 15 oktober 1932 te Gilze. Hij is op 30 december 1960 in de gemeente Nieuw Ginneken gehuwd met Cornelia Maria Martina Janssens, geboren op 8 maart 1934  te Chaam.

k.      Cornelia Petronella Theresia Weterings, geboren op 19 december 1933 te Gilze. Zij legde op 8 februari 1958 de eeuwige geloften af als lid van de zusters van het Heilig Hart, gevestigd in het Koningshof te Veldhoven.

l.         Maria Jacoba Mathéa Weterings, geboren op 23 oktober 1935 te Gilze en daar omgekomen bij de V1-inslag van 26 februari 1945.

 

Adriana Botermans, de laatste jaren van haar leven blind geworden, overlijdt op 3 november 1970 te Gilze, gevolgd door haar man Adrianus op 3 oktober 1981 te Breda. Omdat bij de V1- inslag van 26 februari 1945 alles is vernield, zijn er ook geen foto’s uit de oude doos.

 

 

8.   Petrus Weterings, geboren op 7 juni 1897 te Princenhage. Hij trouwt op 21 april 1925 te Roosendaal met Cor­nelia Christina Heck, geboren op 18 maart 1899 te Roosen­daal. Ze hebben elkaar leren kennen op het Stationsplein in Roosendaal, waar Petrus al­tijd zijn rookwaren ging halen in de tabakswaren en schrijf­warenwinkel van Cornelia. Petrus is een goede zanger, die altijd voor veel vrolijk­heid zorgt. Cornelia is een creatieve vrouw, die alles perfect weet te regelen. Ze gaan wonen in de St. Josephstraat 19 te Roosendaal, in een huis dat de vader van Cornelia die aannemer is, daar voor hen heeft gebouwd. Petrus werkt als kantoorbe­diende bij van Gend en Loos. Samen krijgen ze de volgende kinderen:

a.      Pieter Johannes Jozef Weterings, geboren op 28 oktober 1926 te Roosendaal en overleden op 11 december 2000 te Nijmegen. Hij was op 7 februari 1950, in verband met zijn twee en een half jarig verblijf als reserve officier in Indonesië met de handschoen gehuwd met Elisabeth Maria van de Noort, geboren op 8 juni 1924 te Zevenbergen. Pieter bleef, naast zijn werk bij Philips, reserve officier met de nodige herha­lingsoefeningen en ging op vijvenvijftigjarige leeftijd als reserve luite­nant-kolonel met pensioen. Als hobby maakte hij met zijn eigen recept een bijzonder smakelijke bisschopswijn. De fles werd versierd met een “stamboometiket”.

b.      Johannes Wilhelmus Maria Weterings, geboren op 18 juli 1928 te Roosendaal en daar overleden op 18 december 2004. Hij was op 7 april 1959 te Roosendaal gehuwd met Cornelia Adriana van Tilburg, geboren op 24 mei 1933 te Bergen op Zoom.

c.      Wilhelmus Ludovicus Theresia Weterings, geboren op 7 oktober 1929 te Roosendaal. Hij is op 26 april 1960 te Roosendaal gehuwd met Jo­hanna Elisabeth Cornelia van Nassau, geboren op 1 oktober 1937 te Roosendaal.       

      Pieter,Johannes,Wilhelmus.

d.      Adriana Philippina Hendrik Maria Weterings, geboren op 1 mei 1931 te Roosendaal. Zij was op 18 juli 1958 gehuwd met Wilhelmus Notenboom, geboren op 14 februari 1932 te Roosendaal en overleden op 30 maart 1998 te Rotterdam .

e.     Henricus Cornelis Maria Weterings, geboren op 19 december 1932 te Roosendaal. Hij was op 20 september 1960 te Roosendaal gehuwd met   Helena Roovers, geboren op 22 maart 1937 te Roosendaal en overleden op 16 augustus 1998 te Etten-Leur.

f.        Cornelis Antonius Maria Weterings, geboren op 29 april 1934 te Roosen­daal Hij is op 9 december 1960 te Hoeven gehuwd met Adriana Catharina  Koevoets, geboren op 24 november 1935 te Bosschen­hoofd, gemeente Hoeven. Hij is als chemicus en uitvinder in dienst ge­weest bij DSM en woont daarom in Limburg.

g.      Antonius Jacobus Maria Weterings, geboren op 15 oktober 1935 te Roosendaal en overleden op 10 april 1996 te Etten-Leur. Hij was eerst gehuwd in september 1964 te Breda met Elisabeth Petronella van Run, geboren in 1935, die evenwel op 8 april 1965 in het Laurentiuszieken­huis in Breda overleed. Daarna was hij op 25 augustus 1966 te Nijme­gen gehuwd met Anna Maria Catharina Buijs, geboren op 14 november 1939 te Oud-Gastel. In zijn jeugd woonde Antonius een tijd bij ome Driek en tante Cor (broer en zus van vader) en deed daar zelfs zijn eerste communie.

 Adriana,Henricus,Cornelis,Antonius

h.      Philomena Jacoba Cor­nelia Weterings, geboren op 18 decem­ber 1937 te Roosen­daal en daar overleden op 8 januari 1938.

i.        Philomena Maria Petro­nella Weterings, ge­boren op 5 februari 1939 te Roosendaal. Zij is op 5 augus­tus1963 te Roosendaal gehuwd met Robertus Henricus Vermeer,geboren op 29 mei 1937 te Tilburg. Ze zijn beiden werkzaam als kunstenaars. Philomena maakte op vijftienjarige leeftijd de tekening van haar vader.

j.         Cornelia Christina Philomena Maria Weterings, geboren op 29 augustus 1942 te Roosendaal en daar overleden op 3 april 1946.

Petrus overlijdt op 26 mei 1954 te Roosendaal, zijn vrouw Cornelia op 8 maart 1988, eveneens te Roosendaal.

 

 

 

 

9.    Adriana Cornelia Weterings, geboren op 9 januari 1899 te Princenhage en overleden op 9 oktober 1973 te Etten-Leur. Ze woont haar hele leven in het ouderlijk huis aan de Kapelstraat en verzorgt daar eerst haar ziekelijke moeder tot haar dood en daarna haar broer Hendricus.

 

 

 

 

 

 

 

                                        

Rijen, 4 maart 2005

 

Piet Weterings         

2005(C) Marcel Weeterings, all rights reserved.