FAMILIE WETERINGSHoofdstuk
XI
mdat Wilhelm I van Pruisen en zijn minister-president Otto Edouard Leopold von Bismarck zich opmaken voor het stichten van één grote machtige staat Duitsland, sluipt de angst voor een oorlog met de oosterburen Nederland binnen. De landsverdediging wordt weer ter hand genomen en schietverenigingen en weerbaarheidskorpsen oefenen voor het soldatenvak. Een ander punt van aandacht worden Limburg, dat, met uitzondering van Venlo en Maastricht, deel uitmaakt van de Duitse Bond, en het Groothertogdom Luxemburg dat in personele unie met Nederland door de Nederlandse vorsten wordt geregeerd. Napoleon III van Frankrijk wenst Luxemburg aan Frankrijk toe te voegen voor een beter Europees evenwicht. Willem III probeert daarom in 1867 Luxemburg aan Frankrijk te verkopen. Bismarck verneemt evenwel van de plannen en laat de Nederlandse regering weten dat verkoop automatisch tot oorlog met de Noord-Duitse Bond zal leiden. De minister van buitenlandse zaken graaf J. van Zuylen van Nijevelt neemt daarop onmiddellijk het initiatief tot een conferentie met Engeland, Frankrijk, Rusland, Oostenrijk, Pruisen en Nederland, wat op 11 mei 1867 in Londen resulteert in een verdrag, waarbij Limburg uit de Noord-Duitse Bond wordt losgeweekt en verder een onlosmakelijk deel van Nederland vormt en waarbij de Luxemburgse neutraliteit wordt gegarandeerd. De broer van Willem III, prins Hendrik, voorheen al een uitstekend stadhouder van Limburg en Luxemburg, blijft Luxemburg besturen. Als gevolg van de actie van de minister van buitenlandse zaken buiten de Kamer om, ontstaat daarna de regel dat het parlement met gebruikmaking van het budgetrecht de ministers tot aftreden kan dwingen en dat de koning alleen nog ministers kan benoemen of ontslaan, als de meerderheid van het parlement daarmee instemt.
In 1869 wordt het Suez-kanaal geopend. De reis naar Nederlands Indië
wordt daarmee aanzienlijk bekort, maar de nieuwe route ondervindt veel ongemak
van de Atjehers, beruchte zeerovers die in maart 1873 een oorlogsverklaring van
Nederland krijgen. De strijd met de Atjehers zal nog dertig jaar duren en heel
veel geld kosten.
Op 19 juli 1870 verklaart Frankrijk de oorlog aan de Noord-Duitse Bond
teneinde de macht van Pruisen te breken. Frankrijk rekent daarbij op de steun
van Oostenrijk, Hongarije en Italië, alsmede op de welwillendheid van Engeland
en Rusland, maar komt alleen te staan als het Duitse leger het grensgebied van
Frankrijk binnenvalt. In augustus 1870 behaalt Duitsland verscheidene
overwinningen, waarbij Napoleon III en 83.000 man gevangen raken. Het Bestuur
der Nationale Verdediging, dat Napoleon III afzet op 4 september 1870 en zelf de
leiding over het land neemt, kan niet verhinderen dat Duitsland oprukt tot
Parijs. Verwoede pogingen van het Franse leger om Parijs te ontzetten, mislukken
en op 28 januari 1871 sluit het Bestuur der Nationale Verdediging een
wapenstilstand, gevolgd door het tekenen van een vredesverdrag op 10 mei 1871 te
Frankfurt am Main. Frankrijk verliest daarbij de Elzas, behoudens Belfort, en
het grootste deel van Lotharingen. Op 18 januari 1871 daaraan voorafgaand wordt
in Versailles het Duitse keizerrijk geproclameerd, waarbij Wilhelm I keizer
wordt over dat rijk en Bismarck
rijkskanselier.
Bij onze zuiderburen is Leopold I van België in 1865 gestorven. Hij was
herhaaldelijk scheidsrechter in buitenlandse geschillen en laat een volledig
onafhankelijke en zéér welvarende staat achter. Zijn zoon Leopold II zet zijn
werk voort. Als de Engelse ontdekkingsreiziger Stanley in Engeland geen
belangstelling vindt voor zijn werk in Afrika, komt hij bij Leopold II terecht
die hem de middelen verschaft om in Afrika verdragen te sluiten met stamhoofden.
Na het tekenen van duizend van deze verdragen vestigt Leopold II de soevereine
staat Congo, waar hij persoonlijk de nodige winsten uit behaalt. In 1884 wordt
deze status van Congo internationaal erkend en in 1908 zal Congo door de koning
overgedragen worden aan België.
In Nederland wordt in 1870 de doodstraf afgeschaft. Op voorspraak van
Thorbecke mag Aletta Jacobs (1854-1929) als eerste vrouw naar de universiteit
van Groningen om daar een studie medicijnen te volgen. De emancipatie van de
vrouw neemt daarmee een aanvang. Op 19 april 1874 komen tweehonderd
afgevaardigden van allerlei arbeidersbewegingen bijeen met het doel de
kinderarbeid af te schaffen. Voor het eerst klinkt de stem van het volk vanuit
een georganiseerde achtergrond. Na lange debatten komt op 24 september 1874 het
kinderwetje van Van Houten tot stand, waarmee het niet langer is toegestaan
kinderen onder de twaalf jaar betaalde arbeid te laten verrichten. De wet is
tevens het begin van de sociale wetgeving. In 1876 volgt dr. Kuyper de leider
van de antirevolutionairen Groen van Prinsterer op en richt in 1879 de eerste
politieke partij in Nederland op. In oktober 1880 wordt de Vrije Universiteit,
waar de Staat geen zeggenschap heeft, opgericht.
In de tachtiger jaren neemt de industrialisatie toe en het aantal
stoomketels verdubbelt. Ook het onderwijs verbetert en wordt uitgebreid. De
Tweede Kamer neemt in 1881 de Drankwet aan, waardoor het jenevergebruik met 80%
daalt. Wilhelmina Drucker, bijgenaamd Dolle Mina, schrijft artikelen in
“Evolutie” om de emancipatie van de vrouw te bevorderen. Ze is een
onwettig kind en wordt daarom verguisd, maar weet aan het eind van de
tachtiger jaren te samen met 37 andere vrouwen in Amsterdam de “Vrije
Vrouwen Vereniging” op te richten. Wilhelmina Drucker, inmiddels afgestudeerd
als arts, voert een kruistocht voor geboortebeperking. De strijd voor de
emancipatie blijft evenwel beperkt tot een kleine groep. Intussen neemt
Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) het op voor de arbeiders en richt de
Sociaal Democratische Bond op. Met felle pamfletten neemt deze gewezen predikant
stelling tegen de gevestigde orde en Willem III, waardoor hij zeven maanden in
de gevangenis komt. Pieter Jelles Troelstra en Frank van der Goes richten in
1894 de Sociaal Democratische Arbeiderspartij op om de arbeiders uit de handen
van de onbesuisde Nieuwenhuis te halen. De Savornin Lohman verlaat de
antirevolutionairen en richt de Christelijke Historische Unie op. Het eind van
de negentiende eeuw kenmerkt zich verder door stakingen, protestmarsen en
geroep om algemeen kiesrecht. Met de voorman van de katholieken dr. H.Schaepman,
die in 1883 zijn programma publiceert, stevent Nederland met goed afgebakende
partijen de twintigste eeuw tegemoet.
In 1877 sterft koningin Sophie en een jaar later prins Hendrik, de
stadhouder van Luxemburg. Willem III en Sophie hebben drie kinderen. Prins
Maurits is al jong gestorven. Prins Alexander leeft na de dood van zijn moeder
een jaar lang in totale afzondering en is lichamelijk en geestelijk een wrak.
Prins Willem, tijdelijk opperbevelhebber van de Nederlandse Landmacht en
Zeemacht tijdens de Frans-Duitse oorlog in 1870, woont in Parijs, waar hij in
1874 wenst te trouwen met Anna Mathilde, gravin van Limburg Stirum. Hoewel het
kabinet een wetsvoorstel tot verlening van toestemming van het huwelijk wil
indienen bij de Staten-Generaal, weigert Willem III onverbiddelijk toestemming
tot het huwelijk te geven. Zelf geeft Willem III enkele weken na het overlijden
van zijn vrouw te kennen dat hij wil trouwen met de operazangeres E. Ambre, die
hij op persoonlijke titel tot comtesse d’Ambroise heeft geadeld en in luxe
heeft geïnstalleerd in Rijswijk en later in Parijs. Na krachtig protest van het
ministerie Kappeyne van de Copello laat de koning zijn voornemen varen en trouwt
op 7 januari 1879 met Adelheid Emma Wilhelmina Theresia van Waldeck-Pyrmont
(1858-1934). Enkele maanden later komt prins Willem in Parijs te overlijden. Uit
het huwelijk tussen Willem III en Emma wordt op 31 augustus 1880 Wilhelmina
Helena Pauline Maria geboren. Prins Alexander overlijdt in 1884, waardoor
Wilhelmina de enige kroonpretendent wordt. Zij groeit op in een onrustige tijd
door de Atjeh-oorlog, de sociale kwesties en de woede tegen Engeland die de
Boerenrepublieken in Zuid Afrika annexeert. Op 23 november 1890 overlijdt Willem
III in paleis Het Loo, waar hij sinds zijn huwelijk met Emma meestal verbleef.
Emma, die de laatste levensdagen al optreedt als regentes, aanvaardt het
regentschap voor haar dochter. Aangezien in Luxemburg geen vrouw de troon kan
bestijgen, wordt het Groot Hertogdom losgeweekt uit de personele unie met
Nederland en wordt hertog Adolf van Nassau daar de opvolger van Willem III.
In 1894 wordt een kieswet ingediend om vrijwel iedereen kiesrecht te
geven. Na veel debatten valt het kabinet en met een nieuwe kieswet (Kieswet Van
Houten 1896) wordt het percentage
stemgerechtigden op 50% gebracht.
In deze tijd, aan het eind van de negentiende eeuw, hebben de gaslampen
hun langste tijd gehad. De eerste centrales voor distributie van electriciteit
worden opgericht. Gerard Philips begint in 1891 een gloeilampenfabriekje in
Eindhoven. In 1895 komt Anton Philips zijn vader en broer helpen en weet in 1898
een order binnen te halen van de tsaar van Rusland voor het leveren van 50.000
kaarslampen.
Wilhelmina groeit eenzaam op. Regentes Emma versterkt door haar
beminnelijk en verstandig optreden, haar vele bezoeken in het land en de goed
geregisseerde presentatie van haar dochter Wilhelmina, het vertrouwen in de
monarchie. Op twaalfjarige leeftijd houdt Wilhelmina haar eerste goed geleerde
toespraak bij het leggen van de eerste steen van het Wilhelmina Gasthuis in
Amsterdam. Op achttienjarige leeftijd zal ze klaar moeten zijn om haar taak als
koningin te vervullen. Emma wil als afscheidscadeau voor haar regentschap geld
voor een tbc-sanatorium. Wilhelmina krijgt bij haar troonsbestijging de gouden
koets van de stad Amsterdam, vervaardigd door de gebroeders Spijker, die later
auto’s zullen gaan maken. Op 6 september 1898 wordt Wilhelmina ingehuldigd als
koningin, nadat ze in de Nieuwe kerk de eed heeft afgelegd. Omdat
de verdediging met vestingwerken is achterhaald en in vredestijd te veel kost
aan onderhoud, besluit het Rijk dat de vestingwerken van Breda dienen te verdwijnen.
In 1869 begint daarop de sloop, waarbij in 1870 de Ginnekenpoort, de Boschpoort
en de Waterpoort vallen en een jaar later de Haagpoort. Breda heeft dan
14.000 inwoners, tegen Princenhage, Ginneken en Teteringen samen 11.000.
Breda krijgt met de sloop van de vestingwerken eindelijk wat ruimte voor uitbreiding
van de stad. In 1869 wordt de Barbarakerk gebouwd op de plaats van de vroegere
Markendaalse kerk en is kathedraal van 1875 tot 1968. In 1871 wordt de eerste
suikerfabriek gebouwd, de Bredasche Beetwortelsuikerfabriek. In 1872 volgt de
bouw van het bisschoppelijk paleis aan de Veemarktstraat. Met het openen van
de Moerdijkbrug voor de spoorlijn van Breda naar Rotterdam in datzelfde jaar
neemt het belang van Breda toe. Tussen 1873 en 1876 worden vervolgens de bekende
Bredase singels gegraven en aansluitend wordt de Oude Vest tussen de Vlaszak en
het Valkenberg gedempt. De Nieuwe Prinsenkade wordt aangelegd en Breda telt dan
al 16.500 inwoners. In 1878 wordt de gemeentelijke stadsreiniging gesticht, met
een vuilstort aan de Slingerweg. Het klein seminarie Ypelaar wordt gebouwd
evenals, in 1880, het Post en Telegraafkantoor op de hoek Visserstraat en
Kraanstraat. Een jaar later wordt de stadsschouwburg Concordia geopend. Vanaf
1883 is het mogelijk met de stoomtram van Breda via Oosterhout en Waalwijk naar
’s Hertogenbosch te reizen. In 1884 rijdt de eerste paardentram naar
Ginneken en worden nog twee spoorwegstations geopend op de Beek, namelijk
aan de Zandstraat en de mr. Bierensweg. In de Schorsmolenstraat verrijst in
1886 een nieuw gemeenteziekenhuis met daarin een stadsapotheek. De
koepelgevangenis wordt geopend. Het in 1882 in eigendom van de gemeente gekomen
Valkenberg wordt in 1887 een openbaar wandelpark naar een ontwerp van Lieven
Rosseels. De verkoop van de eerste moderne fiets start een jaar later. In 1889
gaat de stoomtramlijn van de Haagpoort ( drie jaar later vanaf het stationsplein
) naar Wuustwezel open, met een zijlijn naar Etten. Tussen Breda en het Mastbos
komt een ponytram die tot 1917 zal blijven bestaan. In 1893 legt het Rijk het
Wilhelminapark aan op de oude vestinggronden, naar een ontwerp van Leo Springer.
De, ook nu nog, prachtige watertoren krijgt in dit park zijn plaats. Een
gemeentelijke waterleiding en een lokaal (drie jaar later interlokaal)
telefoonnet verschijnen in 1894.
Het in 1890 aan de Middellaan opgerichte Diaconessenhuis verhuist in 1895 naar
de Nieuwe Huizen en een jaar daarna verrijst het St. Elisabethgasthuis aan de
Leuvenaarstraat. De bebouwing van het kleine vestingstadje Breda is dan al
opgerukt tot de grenzen met de gemeenten Ginneken en Princenhage. De hele bouw
van de Boulevard Mastbosch (de huidige Baronielaan) tussen 1897 en 1899 speelt
zich af op de grond van de omringende gemeenten Teteringen, Ginneken en
Princenhage. De bouw van de Chassékazerne valt weer wel binnen de grenzen
van het steeds drukker wordend Breda. Omdat
onze voorvader Pieter Weterings zijn geboorteplaats Oosterhout verlaat om zich
na zijn huwelijk te vestigen in Princenhage, laten we ons licht schijnen over de
geschiedenis van die laatste plaats.
Uit archeologische vondsten blijkt dat er vermoedelijk al in 1500 vóór
Christus boeren op Kesteren woonden. Restanten van een negenentwintig meter
lange woonboerderij, waarin mens en dier in één ruimte verblijven voor de
warmte, wijzen daarop. Zo’n boerderij werd verplaatst als de grond voor
landbouw en veeteelt was uitgeput. In 700 vóór Christus hebben er meerdere
boerderijen gestaan in Hage, het latere Princenhage. Zware daken op twee rijen
palen en muren die het dak kunnen dragen. Volk en vee slapen in die zelfde
ruimte, waarin grote potten in de grond het eten koel houden. Het afval
verdwijnt in kuilen en er is sprake van weven en spinnen voor eigen gebruik. Een
grafveld dat op Steenakker is gevonden, bewijst dat de overledenen in asurnen
werden begraven met een potje voedsel ernaast voor de reis naar het hiernamaals.
Romeinen hebben nooit in deze contreien gewoond, daar was de streek te woest
voor. Wel zijn er Romeinse spullen gevonden die de plaatselijke bevolking via
ruilhandel verkreeg. In die tijd hebben er groepjes boerderijen gestaan op
Steenakker en de streek langs de huidige Mr. Bierensweg en de Ettense Baan. Ook
toen hokte volk en vee nog in dezelfde ruimte. Het dak rustte op zware
ingegraven palen en de muren bestonden uit vlechtwerk met aangesmeerde leem.
Vanaf de derde eeuw wordt de stal verdiept en verblijven de boeren op een hoger
deel. Rond 358 wijst de Romeinse keizer Julianus het grondgebied van het latere
Hage toe aan Germanen uit het huidige Overijssel. Ze wonen hier hooguit twee
generaties en tussen 400 en 900 schijnt westelijk Brabant nauwelijks bewoond te
zijn. Niettemin lijkt Steenakker toch bewoners gekend te hebben in deze tijd.
Restanten van korte woningen van hout en leem en aparte ruimten voor het vee
wijzen daarop. Ze bouwden niet op hogere zandruggen, zoals voorheen, maar op de
lager gelegen leemrijke en dus vruchtbare gronden.
Bij het verdrag van Verdun van 843 wordt het rijk van Karel de Grote
verdeeld in Duitsland, Frankrijk en Lotharingen, waartoe de latere Nederlanden
behoren. In ruil voor krijgsdiensten geven de Karolingische vorsten land en
ambten in leen. Rond 1000 ontwikkelen zich daaruit regionale heersers die
graafschappen en hertogdommen stichten. Ze breiden hun macht zodanig uit dat ze
praktisch onafhankelijk worden van hun vorst. In 1106 benoemt de Duitse koning
(later keizer) Hendrik V zijn leenman Godfried met de Baard, graaf van Leuven,
tot hertog van Neder-Lotharingen, waardoor het markgraafschap Antwerpen in
Godfrieds handen komt. Vanaf 1190 gaan de Leuvense graven zich hertog van
Brabant noemen.
Het woeste lege West Brabant ligt tussen het hertogdom Brabant en het
graafschap Holland in. Beide pogen hun grondgebied hier uit te breiden. Enkele
Heren hebben zich al verbonden met de hertog als Godfried II, heer van Schoten
en Breda, in 1198 zijn bezit – het kasteel van Breda, de Vughtpolder,
Terheyden en Teteringen – aan de hertog schenkt en het meteen weer in leen
terug ontvangt met uitbreiding van alle West Brabantse gronden voorzover ze nog
niet in bezit van derden zijn. In deze akte uit 1198 wordt Hage voor het eerst
genoemd en wel om de ligging van Breda aan te geven. In de dertiende eeuw wordt
Hage in het noorden en oosten begrensd door de Mark en de woeste gronden, waar
later het Mastbosch komt te liggen. De westgrens wordt in het Hoevense Charter
van 1268 vastgelegd, namelijk van Vughtschoot langs het Liesbosch en de beek de
Attelake tot in de Mark en is dat tot op heden. De zuidgrens loopt tot waar het
rechtsgebied van Ten Houte-Hage ophoudt. Het hele gebied van Hage moet dan nog
ontgonnen worden. Dat begint met grote hoeven van de latere (±
1250) heerlijkheden Ten Houte, Burgst, Gageldonk en Hambroek, ieder tussen de
vijftig en honderd hectare groot, waarvan het merendeel woeste grond blijft.
Deze heerlijkheden hebben bestuurs- en rechtsmacht en zelfs horige arbeiders.
Pas ná 1300 komen de schepenbanken, ook wel laatbanken genoemd, die door de
Heer worden samengesteld. De eerste vermelding van een kerkje in Hage dateert
van 1261. Later is dit uitgegroeid tot een volwaardige kerk met een parochie,
Merters of Mertersem geheten. Van de veertiende eeuw zijn wat meer details
bekend. Er is sprake van gemeenschappelijk gebruikte grond, de Aard, van een
molen, de Ruyssenaerswatermolen, van gehuchten als Westrik, Varent, Buurstede,
Haagdijk, Overa en van hoeven als Braakhoek en Kesselhoeve. De grens met Breda
loopt door de Mark, waar nu de Markendaalseweg en de gedempte haven liggen. De
Haagdijk is een wal door het drassige grondgebied van Hage naar Breda,
opgeworpen door Godfried II om het handelsvolk over zijn tolbrug in zijn stad
Breda te krijgen. In 1383 is er een eerste vermelding van het bedijken van de
Haagse Beemden. Kennelijk ligt er rond 1400 een dijk langs de Mark die de
beemden tegen overstromingen beschermt.
In 1430 wordt het gehucht Beek voor het eerst genoemd. De naam is naar
alle waarschijnlijkheid ontleend aan twee waterlopen die vanuit het Liesbosch
ten oosten en ten westen van de woonkern naar de Mark stromen. Er staat dan een
molen en er is ook sprake van gemeenschappelijk gebruikte grond. In 1443 wordt
in Hage het bestuur over de Aard, de gemene grond van Hage-kerk, Ten Houte,
Effen en de Heuvel geregeld. Er is dan een merkwaardige situatie ontstaan. Een
groot deel van Hage maakt deel uit van het Land van Breda, maar allerlei grond
en volk weer niet. Voor die laatste is de hertog van Brabant hun heer, zodat ze
hun beroep tegen een uitspraak van hun eigen heerlijkheidje bij de hertog
indienen en niet bij de Heer van Breda. Daarom koopt de Heer van Breda in de
vijftiende eeuw die stukken van Hage-Hertog op. Alleen de Emer vergeet hij te
kopen, waardoor die niet aan een heerlijkheid verbonden is. Ook Burgst blijft
een buitenbeentje als eigen heerlijkheid, hoewel natuurlijk in leen van de Heer
van Breda (tot 1798).
Bij het begin van de tachtigjarige oorlog (1568-1648) is Hage grotendeels
een bestuurlijke eenheid. Als in 1570 alle goederen van Willem van Oranje
verbeurd verklaard worden, moeten alle leenmannen een eed van trouw aan Philips
II afleggen. In 1573 trekken plunderende bendes door Hage die het hoofdgebouw en
de grote schuur van kasteel Gageldonk tot de grond toe doen afbranden en die de
schuiten van Nieuw Veer – de verbinding tussen Hage en Holland- meeroven. Bij
de belegeringen van Breda in 1577, 1581 en 1590 blijft Hage een onbeheerd
gebied, waar iedereen vrijelijk met zijn leger kan rondtrekken. Bij de
belegering van 1624 loopt de helft van de wallen en grachten over het
grondgebied van Hage. Veel boerderijen en schuren worden vernield, misschien wel
de hele bebouwing. De belegering van Breda in 1637 brengt minder schade voor
Hage, waarschijnlijk omdat dan nog lang niet alles is herbouwd. In ieder geval
wordt er geen belasting op de huizen geheven, omdat ze er zo slecht aan toe
zijn. In 1648 komt de Republiek aan de macht in Hage, dat derhalve ook
protestants moet zijn. Een deel van de schepenen is evenwel niet protestant
omdat er te weinig protestanten zijn. De St. Maartenskerk wordt van de
katholieken afgenomen en die zijn verder aangewezen op de schuurkerk in de
Heilaarstraat, waarvoor ook nog flink betaald moet worden aan de protestanten.
Na de oorlog wordt er voor een betere afvoer van de turf uit de Zundertse
moeren een turfvaart gegraven die bij de huidige Oranjeboombrug in de Aa
uitmondt. Het laatste stuk van de Byeloop wordt daarbij afgesneden en parallel
aan de turfvaart gelegd. Rond 1650 krijgt ene heer Beens uit Breda het recht om
grote stukken heide op de Aard, bij Buurstede en op Overveld te ontginnen voor
de winning van turf. Daarmee komt een eind aan het gemeenschappelijk gebruik van
die gronden. Protesten bij de Heer van Breda en verjagen van de arbeiders van
Beens helpen niet. In 1683 wordt de Haagweg bestraat en de tol daarvoor moet
betaald worden in het Duitenhuis (thans Moeke Mols). Verder gaat het boerenleven
in Hage zijn gewone gang.
Het wordt mode voor de rijke lieden om een landhuis te bouwen nabij de
stad Breda. Die landhuizen, veelal ontstaan uit een hoeve, worden in de
achttiende eeuw veranderd in statige huizen met een tuin en één of meerdere
dreven. Mogelijk dat in de geest van die tijd daarom in 1790 een statig stadhuis
verrijst aan de Markt van Hage. In de Franse tijd daarna wordt de Napoleonweg
aangelegd van Parijs naar Brussel en verder via Hage naar Breda en Amsterdam.
Die weg loopt parallel aan de oude baan van Hage naar Antwerpen, die nu in
onbruik raakt, en komt via de Dreef op de Markt uit om vandaar over de Haagweg
naar Breda te gaan. De katholieken krijgen hun kerk weer terug en de
protestanten moeten zich verder behelpen met een nieuw te bouwen kerkje.
Op de Beek
wordt in 1795 een eigen parochie gevormd. De kapel die in 1648 buiten gebruik
werd gesteld en later als school dienst deed, kan niet meer als kerk gebruikt
worden. Pastoor Adrianus Oomen bouwt daarom in 1796 voor zijn parochie van 1200
zielen aan de westzijde van de Markt
een eenvoudige kerk met een klokkentorentje op het dak. Door de nieuwe parochie
ontwikkelt de Beek zich van een gehucht tot een dorp door de grotere
saamhorigheid tussen de buurtschappen.
Na 1813 komt Hage bekend te staan als Princenhage (ook wel Prinsenhage).
De wegenaanleg gaat verder met de bestrating van de Liesboschlaan, waardoor de
oude route via de Sprundelsebaan in onbruik
raakt. In 1857 komen er aan de spoorlijn Breda-Roosendaal twee stations, aan de
Heilaarstraat en bij het toeristische Liesbosch. Aan de spoorlijn Breda-Moerdijk
komt het station aan de Spoorstraat. Van 1859 tot 1860 bouwt pastoor (later
deken) Franciscus Laurentius Maes (1815-1886), priester gewijd in 1840 te
Mechelen, een kerk op de Beek naar een ontwerp van architect P. Soffers
volgens Vlaams neogotische wijze. De oude kerk van pastoor Oomen was vervallen
en te klein en voldeed niet meer aan het beeld van een kerk die past bij de
geloofsovertuiging. Maes betaalt de kosten van de bouw uit eigen middelen,
evenals de pastorie (1861) en het klooster
met een meisjesschool (1865). In 1863 begint de bestrating van de Markt
van Beek en de weg naar Princenhage, waar de Haagweg en de Liesboschlaan
uitgroeien tot wegen van allure, waar vele statige huizen gebouwd worden. In
1878 komt er een grindweg naar Nieuw Veer en in 1895 wordt de weg via Moleneind
en het Liesbosch naar Leur bestraat. In Princenhage waar de ontginning van bos
en heide na 1850 goed op gang is gekomen, groeit de bevolking snel en komen er
steeds meer boerderijen, maar industrie blijft afwezig. De eigenaar van Burgst
laat nog op eigen kosten een weg bestraten van zijn landgoed naar de Markt van
Princenhage.
Om nog een indruk te geven van de verhoudingen in de gemeentes qua
oppervlakte rond 1898: Breda heeft dan 306,44 hectare, Princenhage 6644,92
hectare, Oosterhout 7305,05 hectare en Dongen 2450,83 hectare.
Onze volgende voorvader is
Pieter Weterings, geboren op 18
februari 1855 te Oosterhout, zoon van Willem Weterings, geboren op 13 september
1816 te Oosterhout en daar overleden op 18 november 1884 en van Hendrica van
Boxtel, geboren op 9 januari 1826 te Tilburg en overleden op 12 juli 1901 te
Oosterhout. Hij trouwt op 27 april 1881 te Princenhage met Adriana
Vissers, geboren te Beek op 14 juli 1855,
die vóór haar huwelijk werkte als dienstbode. Ze is de dochter van Johannes
Vissers, geboren op 31 januari 1826 te Breda en overleden op 10 februari 1916 te
Beek en van Jacoba Michielsen, geboren op 29 december 1827 te Beek en daar
overleden op 29 maart 1894. Pieter en Adriana wonen op de adressen Heikant 43,
Beek 137 en Kapelstraat 53 in de parochie Beek te Princenhage. In het huis naast
hen wonen drie ongehuwde broers van Adriana. Later komen daar Cornelia Henrica
Weterings en haar gezin te wonen. Pieter heeft de kost verdiend als
spoorwegarbeider. Hij overlijdt op 20 mei 1932 te Princenhage, gevolgd door
Adriana op 5 november 1939. Hun
kinderen:
Adrianus en Jacoba wonen aan de Heikant F36 en krijgen nog de volgende
kinderen: Het complete gezin Lodewijk-Weterings
Adrianus,
spoorwegarbeider van beroep, overlijdt op 17 november 1943 te Beek en zijn vrouw
Jacoba op 11 maart 1951 te Prinsenbeek. a. Johanna Adriana Weterings, geboren op 29 oktober 1914 te Princenhage en overleden op 13 december 1988 te Breda. Zij was op 27 november 1941 te Princenhage gehuwd met Antonius Marinus Vriens, geboren op 4 maart 1914 te Etten-Leur en overleden op 21 mei1993 te Breda. Na het overlijden van Adriana op 25 februari 1916 te Princenhage, hertrouwt Wilhelmus op 15 mei 1916 te Princenhage met Jacoba Embrechts, geboren op 26 oktober 1887 te Hoeven. Ze wonen op het adres Moskesweg 10 op Kesteren (Princenhage) en krijgen daar samen nog de volgende kinderen:
b. Adriana Johanna Weterings, geboren op 10 maart 1917 te Princenhage en overleden op 17 april 1998 te Roosendaal. Zij was op 28 mei 1942 te Beek gehuwd met Cornelis Langen, geboren op 7 mei 1916 te Princenhage. c.
Jacoba Cornelia Weterings, geboren op 7 september 1918 te Princenhage en
overleden op 17 februari 1990 te Etten-Leur. Zij was op 16 april 1947 te Beek
gehuwd met Wladek Wilkowski, geboren op 17 juli 1908 te Lodz
(Polen) en overleden op 23 april 1985 te Prinsenbeek. d.
Cornelis Petrus Weterings, geboren op 20 juni 1920 te Princenhage en
overleden op 17 mei 2003 te Prinsenbeek. Hij was op 24 maart 1948 te Beek gehuwd
met Petronella Johanna Wilhelmina Schets, geboren op 12 februari 1924 te
Terheyden. e.
Paulina Antonetta Weterings,
geboren op 22 augustus 1921 te Princenhage en overleden op 14 augustus 1991 te
Breda. Zij was op 21 april 1948 te Beek gehuwd met Johannes de Graauw, geboren
op 4 juli 1922 te Princenhage en overleden op 23 mei 1983 te Breda. f.
Petrus Johannes Weterings, geboren op 26 november 1922 te Princenhage en
overleden op 10 mei 1976 te Prinsenbeek door een noodlottig ongeval. Hij was op
29 februari 1960 te Weert (L) gehuwd met Maria Hubertina Beelen, geboren op 4
december 1930 te Weert (L). g.
Johannes Wilhelmus Weterings, geboren op 1 maart 1924 te Princenhage en
overleden op 2 augustus 1987 te Breda. Hij was op 20 april 1956 te Hoeven gehuwd
met Johanna Cornelia van Oosterhout, geboren op 26 januari 1926 te Hoeven. h.
Christianus Hendricus Weterings, geboren op 23 november 1925 te
Princenhage en overleden op 9 januari 1980 te Brielle. Hij bleef ongehuwd. i.
Cornelia Henrica Weterings, geboren op 30 november 1927 te Princenhage en
overleden op 5 november 2001 te Prinsenbeek. Zij was op 25 april 1951 te
Prinsenbeek gehuwd met Hendrikus Godofridus Geelen, geboren op 13 oktober 1914
te Weert (L) en overleden op 28 december 1984 te Prinsenbeek j.
Wilhelmus Cornelis Weterings, geboren op 6 mei 1929 te Princenhage en
overleden op 11 november 1990 te Breda. Hij was op 6 mei 1954 te Breda gehuwd
met Maria Jacoba Johanna Kapitein, geboren op 20 januari 1934 te Breda. Tengevolge van een noodlottig ongeval tijdens zijn werk als spoorwegarbeider komt Wilhelmus om het leven op 20 april 1931. Zijn vrouw Jacoba blijft wonen op de Moskesweg 10 en brengt haar laatste levensjaren door in een bejaardenhuisje aan Gertrudisoord 36 te Prinsenbeek, te samen met haar invalide zoon Christianus. Ze overlijdt op 26 februari 1965 te Prinsenbeek a. Antonetta Adriana Johanna Weterings, geboren op 3 augustus 1913 te Princenhage en overleden op 17 mei 1990 te Breda. Ze was op 7 juli 1932 te Princenhage gehuwd met Franciscus Jacobus Jansen, geboren op 19 oktober 1911 te Oud en Nieuw Gastel en overleden op 22 maart 1985 te Breda.
Na het overlijden van Johanna Voesenek op 16 mei 1921 te Princenhage, hertrouwt
Johannes op 28 juni 1922 te Princenhage
met Adriana Roelen, geboren op 17 augustus 1888 te Teteringen. Adriana
werkte bij een heerboer en wilde aanvankelijk in het klooster, maar de
pastoor vond dat ze zeker zo’n goed werk zou doen als ze met een weduwnaar zou
trouwen. Vandaar. Ze gaan
wonen in het seinwachtershuis
blokpost 54 in de wijk Overbroek (Steenakker) en enkele jaren later in een door
zijn oom Antonius Vissers gebouwde huis op
Buurstede Heike K28 in Princenhage, dat vanaf 1 januari 1942 verandert
in Emerweg 85 te Breda. Ze krijgen samen nog de volgende kinderen:
De
kinderen van Johannes Weterings en Adriana Roelen
Adriana Roelen overlijdt op 23 januari 1963 te Breda. Antonius die met
zijn vrouw Anna sinds hun huwelijk inwoonde bij Adriana en Johannes, verhuist in
1964 naar Etten-Leur, waarop Elisabeth met haar gezin intrekt bij haar vader.
Begin 1967 verhuist Johannes met het gezin van Elisabeth mee naar de Wilgenhof
15 in Prinsenbeek, maar enkele maanden later gaat Johannes inwonen bij zijn zoon
Cornelis aan de Peppelhof 12 te Prinsenbeek en overlijdt daar op 5 december
1969. Johannes
Weterings en Adriana Roelen bij hun zilveren huwelijk op 28 juni 1947
Het complete gezin van Cornelis Weterings en
Petronella Karremans
met van boven: Johannes,
Wilhelmus,
Cornelia, Petrus, Hendricus en zittend: Cornelis, Antonius en moeder Petronella a. Petrus Wilhelmus Weterings, geboren op 15 juli 1915 te Princenhage en overleden op 18 mei 1981 te Prinsenbeek. Hij was op 28 april 1938 te Princenhage gehuwd met Maria Langen, geboren op 18 september 1909 te Princenhage en overleden op 13 september 1995 te Breda. b. Wilhelmus Weterings, geboren op 10 januari 1917 te Princenhage en overleden te Breda op 1 mei 2001. Hij was op 16 oktober 1941 te Princenhage gehuwd met Lucia Voesenek, geboren op 23 januari 1916 te Princenhage en overleden te Breda op 9 maart 1999.
Petronella
overlijdt op 9 november 1950 te Breda. Cornelis blijft inwonen in het door zijn
zoon Johannes gekochte ouderlijk huis en overlijdt daar op 2 april 1973 te
Prinsenbeek.
6. Antonius Weterings,
geboren op 13 mei 1890 te Princenhage. Hij trouwt op 17 januari 1918 te
Etten-Leur met Johanna Giesbergen, geboren op 7
februari 1890 te Etten-Leur. Ze gaan wonen aan de Heikant op de Beek, waar de
oudste drie kinderen worden geboren. Daarna verhuizen ze naar Buurstede Heike 39
te Princenhage, later Breda, om vervolgens de laatste levensjaren door te
brengen op het adres Spoorbaanstraat 16 te Breda. Dochter Johanna zorgt op dat
adres voor haar vader tot zijn dood en blijft daar ook wonen. Antonius werkt
zijn leven lang als spoorwegarbeider. Antonius en zijn vrouw Johanna krijgen de
volgende kinderen:
Het complete gezin van Antonius Weterings en Johanna
Giesbergen
Antonie,Cornelia,Jacoba, Adriana, Maria Onder:
Petrus, moeder Johanna, Theodora, Johanna, vader Antonius, Dimphena a. Adriana Dimphna Weterings, geboren op 28 oktober 1918 te Princenhage. Zij was op 13 april 1944 te Breda gehuwd met Johannes Adrianus Maria Hommel, geboren op 17 september 1920 te Breda en aldaar overleden op 20 mei 1995. b. Dimphena Jacoba Weterings, geboren op 3 februari 1920 te Princenhage. Zij was op 27 juli 1945 te Breda gehuwd met Johannes Henricus Wiegeraad, geboren op 18 juli 1919 te Breda en daar overleden op 11 augustus 2003. c. Jacoba Maria Weterings, geboren op 18 oktober 1921 te Princenhage en overleden op 13 december 1997 te Breda. Zij was op 15 januari 1948 te Breda gehuwd met Arnoldus Pieter Otten, geboren op 6 november 1918 te Breda. d. Maria Cornelia Weterings, geboren op 1 mei 1923 te Princenhage en overleden op 7 oktober 1975 te Breda. Zij was op 21 februari 1952 te Breda gehuwd met Alexander Leonardus Segers, geboren op 15 mei 1924 te Breda. e. Cornelia Jacoba Weterings, geboren op 27 februari 1925 te Princenhage. Zij is op 25 november 1948 te Breda gehuwd met Antonius Cornelis Kilsdonk, geboren op 23 november 1924 te Princenhage. f. Antonie Petrus Weterings, geboren op 19 oktober 1926 te Princenhage en overleden op 18 juni 1976 te Breda. Hij was op 25 februari 1954 te Breda gehuwd met Cornelia Johanna van ’t Leengoed, geboren op 29 juli 1926 te Princenhage. g. Johanna Weterings, geboren op 16 december 1927 te Princenhage. Zij is niet gehuwd. h. Petronella Weterings, geboren op 17 december 1927 te Princenhage en daar overleden op 10 januari 1930. i. Petrus Wilhelmus Weterings, geboren op 3 april 1929 te Princenhage en overleden op 8 mei 1999 te Breda. Hij was op 27 november 1958 te Breda gehuwd met Maria Bernadette Verheyen, geboren op 10 juni 1932 te Breda. j. Theodora Petronella Weterings, geboren op 25 november 1930 te Princenhage. Zij is op 25 april 1957 te Breda gehuwd met Wilhelmus van Hoof, geboren op 5 juli 1928 te Breda. Johanna Giesbergen overlijdt op 20 maart 1959 te Breda en Antonius op 16 mei 1975 eveneens te Breda. 7. Adrianus Weterings, geboren op 28 juni 1893 te Princenhage. Hij trouwt op 12 augustus 1920 te Gilze en Rijen met Adriana Maria Botermans, geboren op 6 oktober 1893 te Gilze en Rijen. Ze gaan wonen in de Lange Wagenstraat te Gilze, waar Adrianus de kost verdient als wagenmaker. Ze krijgen de volgende kinderen: a. Petrus Antonius Stanislaus Weterings, geboren op 31 juli 1921 te Gilze en overleden op 26 augustus 1993 te Breda. Hij was op 23 november 1950 te Gilze en Rijen gehuwd met Johanna Cornelia Anna van Vugt, geboren op 18 augustus 1920 te Gilze en Rijen. Petrus was machinaal houtbewerker en woonde en werkte in Roosendaal. Tijdens de tweede wereldoorlog zat hij buiten medeweten van zijn familie in het verzet. Bij de bevrijding zat hij in Anneville te Ulvenhout bij koningin Wilhelmina en prins Bernhard. b. Antonia Adriana Maria Weterings, geboren op 26 oktober 1922 te Gilze. Zij is ongehuwd. c. Antonius Jacobus Johannes Weterings, geboren op 9 december 1923 te Gilze en daar overleden op 18 december 1923. d. Adriana Antonia Jacoba Weterings, geboren op 4 maart 1925 te Gilze en daar overleden op 21 maart 1925. e. Antonius Adrianus Cornelis Weterings, geboren op 25 juli 1926 te Gilze. Hij moest als dienstplichtig soldaat van het derde peloton van de tiende genie veldcompagnie deelnemen aan de politionele acties in Nederlands Oost Indië en kwam door een noodlottig ongeval om het leven op 6 maart 1948 te Tjilamaja (Indonesië). f. Adriana Jacoba Wilhelmina Weterings, geboren op 19 augustus 1927 te Gilze. Om de aanvoer van troepen en nieuw materiaal voor de geallieerden via de haven van Antwerpen te ontregelen, vuurden de Duitsers vanuit Den Haag een grote hoeveelheid V-1’s af. Veel van deze vliegende bommen bereikten nooit hun doel, maar vielen onderweg uit de lucht. Bij een dergelijke V1-inslag in de Lange Wagenstraat op 26 februari 1945, kwam Adriana om en sneuvelde ook haar zusje Maria. Moeder en nog een dochter raakten zwaargewond. Het ouderlijk huis werd volledig vernield. g. Adrianus Johannes Henricus Weterings, geboren op 29 juli 1928 te Gilze. Hij is op 18 juli 1956 te Gilze en Rijen gehuwd met Petronella Stuijk, geboren op 13 oktober 1929 te Gilze en Rijen. h. Johanna Adriana Maria Weterings, geboren op 16 augustus 1930 te Gilze. Zij is op 23 juli 1958 te Gilze en Rijen gehuwd met Petrus Adrianus Anna van Tilborg, geboren op 22 november 1931 te Alphen. i. Wilhelmina Cornelia Adriana Weterings, geboren op 25 augustus 1931 te Gilze. Zij is op 28 december 1956 te Gilze en Rijen gehuwd met Adrianus Johannes Biemans, geboren op 8 oktober 1924 te Oosterhout. j. Stanislaus Adrianus Gerardus Weterings, geboren op 15 oktober 1932 te Gilze. Hij is op 30 december 1960 in de gemeente Nieuw Ginneken gehuwd met Cornelia Maria Martina Janssens, geboren op 8 maart 1934 te Chaam. k. Cornelia Petronella Theresia Weterings, geboren op 19 december 1933 te Gilze. Zij legde op 8 februari 1958 de eeuwige geloften af als lid van de zusters van het Heilig Hart, gevestigd in het Koningshof te Veldhoven. l. Maria Jacoba Mathéa Weterings, geboren op 23 oktober 1935 te Gilze en daar omgekomen bij de V1-inslag van 26 februari 1945. Adriana Botermans, de laatste jaren van haar leven blind geworden, overlijdt op 3 november 1970 te Gilze, gevolgd door haar man Adrianus op 3 oktober 1981 te Breda. Omdat bij de V1- inslag van 26 februari 1945 alles is vernield, zijn er ook geen foto’s uit de oude doos. 8. Petrus Weterings, geboren op 7 juni 1897 te Princenhage. Hij trouwt op 21 april 1925 te Roosendaal met Cornelia Christina Heck, geboren op 18 maart 1899 te Roosendaal. Ze hebben elkaar leren kennen op het Stationsplein in Roosendaal, waar Petrus altijd zijn rookwaren ging halen in de tabakswaren en schrijfwarenwinkel van Cornelia. Petrus is een goede zanger, die altijd voor veel vrolijkheid zorgt. Cornelia is een creatieve vrouw, die alles perfect weet te regelen. Ze gaan wonen in de St. Josephstraat 19 te Roosendaal, in een huis dat de vader van Cornelia die aannemer is, daar voor hen heeft gebouwd. Petrus werkt als kantoorbediende bij van Gend en Loos. Samen krijgen ze de volgende kinderen: a. Pieter Johannes Jozef Weterings, geboren op 28 oktober 1926 te Roosendaal en overleden op 11 december 2000 te Nijmegen. Hij was op 7 februari 1950, in verband met zijn twee en een half jarig verblijf als reserve officier in Indonesië met de handschoen gehuwd met Elisabeth Maria van de Noort, geboren op 8 juni 1924 te Zevenbergen. Pieter bleef, naast zijn werk bij Philips, reserve officier met de nodige herhalingsoefeningen en ging op vijvenvijftigjarige leeftijd als reserve luitenant-kolonel met pensioen. Als hobby maakte hij met zijn eigen recept een bijzonder smakelijke bisschopswijn. De fles werd versierd met een “stamboometiket”. b. Johannes Wilhelmus Maria Weterings, geboren op 18 juli 1928 te Roosendaal en daar overleden op 18 december 2004. Hij was op 7 april 1959 te Roosendaal gehuwd met Cornelia Adriana van Tilburg, geboren op 24 mei 1933 te Bergen op Zoom. c. Wilhelmus Ludovicus Theresia Weterings, geboren op 7 oktober 1929 te Roosendaal. Hij is op 26 april 1960 te Roosendaal gehuwd met Johanna Elisabeth Cornelia van Nassau, geboren op 1 oktober 1937 te Roosendaal. Pieter,Johannes,Wilhelmus. d. Adriana Philippina Hendrik Maria Weterings, geboren op 1 mei 1931 te Roosendaal. Zij was op 18 juli 1958 gehuwd met Wilhelmus Notenboom, geboren op 14 februari 1932 te Roosendaal en overleden op 30 maart 1998 te Rotterdam . e. Henricus Cornelis Maria Weterings, geboren op 19 december 1932 te Roosendaal. Hij was op 20 september 1960 te Roosendaal gehuwd met Helena Roovers, geboren op 22 maart 1937 te Roosendaal en overleden op 16 augustus 1998 te Etten-Leur. f. Cornelis Antonius Maria Weterings, geboren op 29 april 1934 te Roosendaal Hij is op 9 december 1960 te Hoeven gehuwd met Adriana Catharina Koevoets, geboren op 24 november 1935 te Bosschenhoofd, gemeente Hoeven. Hij is als chemicus en uitvinder in dienst geweest bij DSM en woont daarom in Limburg. g. Antonius Jacobus Maria Weterings, geboren op 15 oktober 1935 te Roosendaal en overleden op 10 april 1996 te Etten-Leur. Hij was eerst gehuwd in september 1964 te Breda met Elisabeth Petronella van Run, geboren in 1935, die evenwel op 8 april 1965 in het Laurentiusziekenhuis in Breda overleed. Daarna was hij op 25 augustus 1966 te Nijmegen gehuwd met Anna Maria Catharina Buijs, geboren op 14 november 1939 te Oud-Gastel. In zijn jeugd woonde Antonius een tijd bij ome Driek en tante Cor (broer en zus van vader) en deed daar zelfs zijn eerste communie. Adriana,Henricus,Cornelis,Antonius h. Philomena Jacoba Cornelia Weterings, geboren op 18 december 1937 te Roosendaal en daar overleden op 8 januari 1938. i. Philomena Maria Petronella Weterings, geboren op 5 februari 1939 te Roosendaal. Zij is op 5 augustus1963 te Roosendaal gehuwd met Robertus Henricus Vermeer,geboren op 29 mei 1937 te Tilburg. Ze zijn beiden werkzaam als kunstenaars. Philomena maakte op vijftienjarige leeftijd de tekening van haar vader. j. Cornelia Christina Philomena Maria Weterings, geboren op 29 augustus 1942 te Roosendaal en daar overleden op 3 april 1946. Petrus overlijdt op 26 mei 1954 te Roosendaal, zijn vrouw Cornelia op 8 maart 1988, eveneens te Roosendaal. 9. Adriana Cornelia Weterings, geboren op 9 januari 1899 te Princenhage en overleden op 9 oktober 1973 te Etten-Leur. Ze woont haar hele leven in het ouderlijk huis aan de Kapelstraat en verzorgt daar eerst haar ziekelijke moeder tot haar dood en daarna haar broer Hendricus.
Rijen,
4 maart 2005 Piet
Weterings
|
|||||||||
2005(C) Marcel Weeterings, all rights reserved. |